Parel van de oceaan
De parel van de oceaan
Tot nu toe ging alles voorspoedig. De windrichting was goed en het weer zat mee. Ze kon het land al zien.
Hoewel ze goed kon varen vond ze het toch elke keer weer spannend.
De wind maakte haar haren aan het dansen en ze snoof de zoute zeelucht op. De zon liet het water schitteren , alsof er duizenden sterren op de zee neergestreken waren.
Het was alsof ze alleen op de wereld was. Het voelde bevrijdend voor haar om op het water te zijn met niets om haar heen dan de zee. Heel af en toe zag ze een schildpad naast haar in het water drijven. Of, als ze wat verder op zee was, speelden de dolfijnen met elkaar en zwommen ze een stukje mee met haar boot. Dat waren de meest fijne momenten die ze op zee beleefde. Ze vond het heerlijk, dat waar ze ook keek, ze niets zag aan de horizon, niets dan een eindeloze zee.
Maar nu was ze alweer op haar weg terug, hoe dichterbij ze kwam, hoe meer land ze zag. Een zucht ontsnapte uit haar mond. Ze wilde eigenlijk niet dat er een einde zou komen aan haar rit.
Voor zolang ze kon genoot ze nog even van de rust die ze had.
In de verte zag ze iemand wild zwaaien en hoorde ze geroep. Ze fronste haar wenkbrauwen en hield haar hoofd een beetje schuin, alsof dat zou helpen om te begrijpen wat er aan de hand was.
Toen ze een stukje dichterbij kwam zag ze dat het Mahira was. Ze lachte om de uitbundigheid van haar vriendin.
‘Wat is er met jou aan de hand?’, schreeuwde ze vanaf haar bootje.
Het was duidelijk dat haar vriendin haar enthousiasme niet in bedwang kon houden en Sharmila moest lachen.
Haar armbanden rinkelden toen ze het touw pakte om haar boot aan te meren en vast te maken. Mahira kwam de houten steiger opgerend, haar lange rok hield ze met één hand omhoog zodat ze er niet over zou struikelen en haar slippers hield ze in haar andere hand.
Met gemak wikkelde Sharmila het touw om de paal heen en knoopte deze goed vast. Ondertussen groette ze wat vissers die weer op het punt stonden om weg te gaan. Ze kende hen bijna allemaal wel, het was dan ook best een gewaarwording, een dame die kon varen.
Toen haar vader haar de fijne kneepjes van het varen ging leren werden de twee dan ook vreemd aangekeken, maar Sharmila trok zich er niets van aan. Ze vond dat meisjes net zo goed konden leren varen als jongens en nu jaren later had ze het respect van de vissers gewonnen en werd ze zelfs dikwijls gevraagd om te helpen met het één en ander.
Het vissen had ze nooit willen leren. Het ging haar om het avontuur, het licht gespannen gevoel dat door haar heen ging elke keer als ze de zee op gingen. Het gevoel van vrijheid dat ze ook kreeg als ze op het strand in één van de palmbomen klom om daar te genieten van het uitzicht.
‘Schiet op, kom’, Mahira stak ongeduldig haar hand uit en trok haar vriendin de kade op. ‘Jeetje, wat is er met jou?’, zei Sharmila lachend terwijl ze haar saree goed deed. Hard geblaf en een hoop enthousiasme onderbraken het gesprek tussen de twee.
Ballã kwam aan rennen en duwde in haar blijheid Sharmila omver. ‘Ballã rustig! Laat Shar met rust!’
‘Hahaha’, lachte Sharmila, ‘het geeft niet joh.’ De hond gaf een speelse lik over de wang van Sharmila en bleef blij heen en weer springen.
Mahira had haar hond, Ballã (wat ‘hond’ betekent in het Singalees) een paar jaar geleden op het strand gevonden tussen een hoop wrakstukken. Tijdens de moesson was er een boot, of nou ja, delen ervan aangespoeld aan de kust en zo ook de golden retriever. Hij was erg verzwakt en Mahira had hem meegenomen naar haar huis. Nadat ze gezorgd had dat hij weer een beetje stabiel was, was ze terug gegaan om te kijken of zijn eigenaar misschien ook aangespoeld was. Een week lang had ze gezocht, maar tevergeefs. Dus besloot Mahira om hem zelf te houden.
Sharmila was inmiddels opgestaan en Mahira bedaarde haar hond, zodat ze eindelijk kon vertellen waarom ze zo enthousiast was.
‘Vertel, waarom ben je zo druk?’
Mahira greep de arm van haar vriendin, keek om zich heen en fluisterde; ‘Dat kan ik hier niet zeggen.’
Zachtjes maakte Sharmila zich los uit de greep van haar vriendin en keek haar niet begrijpend aan. ‘Ben je nou serieus?’, ze onderdrukte een lach.
Het gezicht van Mahira begon steeds meer op standje onweer te staan en ze sloeg demonstratief haar armen over elkaar heen.
‘Ja, ik ben serieus. Nou kom mee!’
‘Oké, oké, rustig even. Ik moet m’n tas pakken, die kan ik niet in de boot laten liggen hé.’
Sharmila griste haar tas uit de boot, waarna ze met een paar snelle passen haar vriendin in haalde. ‘Waar gaan we heen?’
‘Ik breng eerst Ballã thuis, dan laat ik het je zien, oké?’, antwoordde ze geheimzinnig.
De twee liepen het strand af, de straat op richting Mahira’s huis. Tuktuks, auto’s en bussen passeerden hen, soms in rap tempo. Een groepje toeristen maakten foto’s van een man met een cobra die uit een rieten mand opsteeg. Al snel lieten ze de drukte van de hoofdstraat achter zich en begaven ze zich in smalle, soms stoffige, straatjes. Verschillende geuren van kruiden en specerijen ontsnapten uit de huizen die er stonden. Hier en daar waren wat spelende kinderen te horen.
Het huis van Mahira stond verscholen tussen verschillende palmbomen en struiken.
‘Amma? Amma, ik ben er weer’, riep Mahira terwijl ze de kleine stenen trap opliep. Ze stond op de stenen veranda en stak haar hoofd om de hoek van de open deur.
Haar moeder, stond zoals altijd in de keuken. Sharmila was niet anders van haar gewend, al sinds haar kindertijd herinnert ze zich dat ze in de keuken stond.
Een grote glimlach verscheen op haar gezicht toen ze ook Sharmila en Ballã zag.
‘Kom je eten?’, vroeg ze vriendelijk.
Nog voordat ze antwoord kon geven kwam Mahira er tussen. ‘Nee dat kan niet mam, we gaan weer weg. Ik kwam alleen even Ballã thuis brengen.’
De hond kwispelde wild en liep blij om de moeder van Mahira heen.
‘Oh wat jammer, lieverd.’
Sharmila glimlachte en zei: ‘Zeker, maar ik kom zeker snel een keer eten.’
‘Je bent altijd welkom hé, dat weet je.’
Ze knikte en voor ze nog iets kon zeggen trok Mahira aan haar arm.
Haar moeder lachte en schudde haar hoofd.
‘Doei mam, tot vanavond!’, riep Mahira terwijl ze haar mee sleepte.
‘Waar gaan we heen?’, vroeg ze nieuwsgierig.
‘Weet je dat beboste gebied vlakbij Paramulla Tempel?’, vroeg ze terwijl ze de weg overstaken.
‘Ja, natuurlijk.’
‘Daar gaan we heen.’
Sharmila keek bedenkelijk,wat kon daar nu zo spannend aan zijn.
Zwijgend liepen ze verder richting de tempel.
Voor de tempel bleef Sharmila staan en keek bedachtzaam naar haar vriendin.
Mahira’s fantasie was groot en Sharmila wist niet altijd of ze de verhalen van haar vriendin moest geloven. Ze kon heel geheimzinnig doen, terwijl er dan uiteindelijk niks aan de hand was.
Mahira stond al met één been in het bos, ze hield wat bladeren omhoog zodat ze er onder door kon lopen. Toen ze doorhad dat Sharmila niet mee liep, liet ze de bladeren weer hangen en draaide zich om.
‘Waar wacht je nou op? Straks is het donker als we weer terug moeten!’
De haast was te horen in haar stem.
Voorzichtig schuifelde Sharmila richting het bos waar Mahira ongeduldig stond te wachten.
‘Dit is toch niet weer één van je zoveelste theorieën die op niks uitloopt hé?’, verzuchtte Sharmila.
Mahira wierp haar een boze blik toe. ‘Nee. Geloof me nou maar! Als je het ziet wordt alles duidelijk’, snoof ze. Daarna tilde ze de bladeren weer op en liep het bos in met Sharmila in haar kielzog.
Het was erg dicht begroeid en overal stonden bomen, struiken, planten en her en der lag er een kokosnoot of mango op de grond. Sommige waren half aangegeten, waarschijnlijk door de apen die zich verscholen in de hoge bomen.
Ze liepen langs enorme bomen waarvan de wortels zich soms wel anderhalve meter boven de grond bevonden. Dat was waar Sharmila van kon genieten, oude bomen, planten met prachtige tropische bloemen, het geschreeuw van de apen en het gezang van de vogels. Of gewoon simpel weg de wind die door de bomen waaide, het ritselen van de bladeren met in de verte het geluid van de golven die tegen de rotsen sloegen.
Er was geen andere plek op de wereld waar zij liever zou zijn dan haar eiland; Sri Lanka.
Het liefst zou ze even stil staan om ervan te genieten, het moment in haar op te nemen, maar Mahira maakte duidelijk dat ze haast had.
Mahira lette nooit zo op haar omgeving, ze was altijd in gedachten en of dat nou haar fantasie was of de werkelijkheid, dat maakte niet uit. Hoewel ook zij van het eiland hield, was ze niet zo bezig met de natuur of de dieren. Haar interesse lag heel ergens anders en dat was wat haar ook nu weer dreef.
‘Hier is het!’
Sharmila versnelde haar pas, haar nieuwsgierigheid won het.
Met één opgetrokken wenkbrauw keek Sharmila naar waar Mahira naar wees.
‘Serieus?’, zei ze geïrriteerd, ‘Is dit echt waar je zo enthousiast van werd?’
Ze wilde zich omdraaien, maar Mahira hield haar tegen. Ze pakte haar arm vast en trok haar mee. ‘Kom nou mee.’
Voor hen stond een strandhuisje, het zag eruit als elk ander. Niks bijzonders eigenlijk. Het had een rieten dak, houten muren en het was een beetje overwoekerd door de planten en bomen. Het was duidelijk dat het er al heel lang stond. Het aangezicht zag er mooi uit, dat moest Sharmila toegeven. Ze zou hier uren naar kunnen kijken en wegdromen. Allerlei scenario’s bedenken over wat er gebeurd zou kunnen zijn in en rondom dit huisje.
Mahira sleepte haar mee naar de trap die leidde naar de ingang. Het was duidelijk dat het erop gebouwd was om een eventuele overstroming te kunnen doorstaan. Toen ze boven waren draaide Sharmila zich om en keek om zich heen. Ze zag een klein paadje wat uitmondde aan het strand wat erachter lag. De golven van de zee sloegen omstebeurt neer op het zand, waarna het water zich weer terugtrok om dezelfde handeling opnieuw te herhalen.
De schittering van de zon kwam door de bomen heen op het moment dat de bladeren ruimte maakten, door zachtjes opzij te waaien.
‘Ok, nu snap ik je, het is hier echt prachtig. Waarom hebben we dit nooit eerder ontdekt?’, Sharmila’s stem klonk overweldigend en teleurgesteld tegelijk.
‘Ja, ja het is heel mooi hier, maar daarvoor zijn we hier niet’, fluisterde Mahira geheimzinnig.
Sharmila keek haar niet begrijpend aan, waarna Mahira zich omdraaide. Sharmila kopieerde de beweging van haar vriendin en zo stonden ze voor een oude houten deur.
De hand van Mahira reikte naar de deur en ze gaf deze voorzichtig een duw. Al krakend, zoals het een oude deur betaamd, ging deze open. Mahira knikte en Sharmila deed een stap naar voren. Voorzichtig schuifelde ze naar binnen. Door dat het omringt was met bomen en struiken was het erg donker, maar gelukkig kon er net genoeg licht naar binnen komen om in ieder geval iets te zien.
Het huisje was groter dan ze in eerste instantie verwacht had en verbaasd keek ze om zich heen. Intussen was Mahira ook naar binnen gekomen. De vloer kraakte onder hun voeten. Oude meubels waren vol gegroeid met jungle achtige planten, een spin had een web gespannen tussen de balken van het plafond, de vloer en de muren waren groen van het mos dat zich verspreid had door het huis. In een pan, die opgestapeld in de oude keuken stond, zat een oud vogelnest. Het was duidelijk dat in de loop der jaren de natuur de overhand had gekregen.
‘Wow, wat gaaf. Hoe heb je dit gevonden?’, vroeg Sharmila terwijl ze met grote ogen rondkeek.
‘Dat is niet belangrijk. Kom!’, zei Mahira opgewonden. Ze ging haar vriendin voor richting het donkere gedeelte van het huis. ‘Waar gaan we heen?’
Mahira trok een laatje open van een klein kastje en viste er een zaklamp uit. Met een grijns zei ze; ‘Wie wat bewaard, die heeft wat! Deze heb ik expres achter gelaten de vorige keer.’
Ze knipte de zaklamp aan en leidde de weg. Vanaf de buitenkant was het niet te zien, maar het huis had ook een soort benedenverdieping, het idee van een kelder. Mahira scheen de zaklamp naar beneden zodat ze de 4 treden goed konden zien en niet zouden struikelen.
‘Voorzichtig hoor’, zei ze.
Alles kraakte toen ze de trap af liepen. Dit gedeelte van het huis was veel minder begroeid, waarschijnlijk omdat het er erg donker was. Er lag een roodkleurig oud versleten kleed in het midden. De voornamelijk goudkleurige bloemen en bladeren die erop stonden vormden een typisch oud Indiaas patroon. Op een kleine tafel die achterin de rechterhoek stond, bevonden zich een kandelaar met een bijna opgebrande kaars, een groot beeld van Ganesha en wat oude boeken. In de linkerhoek stond een bordeaux rode kapotte stoel met een eveneens kapotte poef ervoor in dezelfde kleur.
‘Moet je dit zien’, wees Mahira.
Er hingen kaarten aan de muur van India en Sri Lanka op sommige waren lijnen getrokken met een pen of viltstift. Er was geen logica van te maken, gezien alle lijnen door elkaar heen liepen.
‘Dit huis zal wel van een visser geweest zijn ofzo, of een schipper’, merkte Sharmila op.
‘Misschien…’, zei Mahira op geheimzinnige toon.
Op eens stond Sharmila stil. Ze spitste haar oren. ‘Wat raar’, mompelde ze.
Daarna liep ze naar achteren en toen weer naar voren, het kleed op.
‘Hoorde jij dat ook?’, vroeg ze aan Mahira.
‘Ja. Weet je wat dat is?’
‘Nee, geen idee. Ik hoor alleen een verschil met voor het kleed en op het kleed.’
‘Ga er eens af’, commandeerde Mahira.
Zwijgend stapte Sharmila van het kleed af. Ze stond nu aan de zijkant, de lange kant, van het kleed.
Mahira zakte door haar benen, legde haar zaklamp naast zich neer en ging op haar knieën zitten. Ze pakte de punt die het dichtste bij haar lag en sloeg deze om. Het kleed was echter zo zwaar dat deze meteen weer terug sloeg. Sharmila snapte wat haar vriendin probeerde te doen en liep naar de andere punt toe. Samen sloegen ze het kleed terug en schoven het opzij.
‘Kijk’, Mahira’s ogen glunderden terwijl ze het woord uitsprak.
Sharmila keek haar met grote ogen aan en snapte nu waarom haar vriendin haar hiermee naar toe had genomen.
Voor hen op de grond zat de deur van een luik. Een klein gat, waar net aan twee vingers in konden, was zichtbaar aan de bovenkant van het luik.
Mahira stak haar vingers erdoor heen en tilde het luik op. Het was duidelijk dat Mahira wist wat ze deed. De deur van het luik bleef zonder hulp schuin overeind staan. Sharmila liep om, pakte de zaklamp van de grond en scheen naar binnen. Een muffe lucht vulde de ruimte en hun neus. ‘Gatver’, klaagde Sharmila.
‘Sorry, ik had je misschien eerst even moeten waarschuwen’, giegelde Mahira.
‘Te laat’, zei Sharmila met een dichtgeknepen neus waarna ze samen in lachen uitbarstten.
‘Ben je al beneden geweest?’, vroeg Sharmila. Ze scheen de zaklamp de duisternis in.
‘Nee’, antwoordde Mahira. De twee stonden nu naast elkaar, voor de rand van het luik en keken naar beneden. Er was geen trap die naar beneden leidde. ‘Ik durfde niet, eerlijk gezegd. Wat als het luik dicht zou vallen en ik niet meer weg zou komen?’
‘Hmm, ja daar zit wat in.’
Sharmila keek om zich heen. ‘Wat nou als we die stoel tegen het luik zetten, dan kan hij in ieder geval niet dicht klappen toch?’
‘Nee dat blijft nooit staan. We moeten iets anders verzinnen, maar wat…’, Mahira tikte met het puntje van haar wijsvinger tegen haar kin aan. Ondertussen scheen Sharmila de zaklamp rond in de kleine, bedompte ruimte.
‘Ik zie niks wat we eventueel kunnen gebruiken hoor.’
‘Nee ik eigenlijk ook niet’, verzuchtte Mahira.
‘Durf je alleen naar beneden te gaan?’ Sharmila keek naar het donkere gat, terwijl ze de woorden twijfelachtig uitsprak.
‘Nu wel, als jij hier blijft en zorgt dat het luik niet dicht valt…’
Mahira was altijd al de dapperste en de meest avontuurlijke van de twee geweest. Door de jaren heen had ze al heel wat schatten, groot en klein, gevonden door haar nieuwsgierige aard.
‘Denk je dat hier ook een schat kan liggen?’, vroeg Sharmila.
Mahira zat op haar billen op de vloer, haar twee handen liet ze daar ook op steunen en haar benen bungelden onder haar.
‘Ben je er klaar voor?’, vroeg Sharmila, nu toch wel een beetje zenuwachtig.
Mahira keek haar aan en zonder wat te zeggen duwde ze haar bovenlichaam naar voren en liet zich zo langzaam naar beneden zakken. Haar voeten raakten de grond net niet. Voor een paar seconden bleef ze zo hangen aan haar handen die nog steeds hun houvast zochten op de vloer. Daarna liet ze los en met een kleine plof kwam ze op de grond neer.
Sharmila lag nu op de grond en reikte de zaklamp aan.
‘En zie je iets?’, vroeg ze nieuwsgierig.
‘Wacht even, ik moet even wennen hoor.’
Mahira scheen de zaklamp het donker in. ‘Er zit daar een gang’, zei ze terwijl ze naar links scheen. ‘En daar ook één’, en ze scheen naar rechts.
‘Ik loop eerst naar rechts.’
Heel voorzichtig met kleine passen schuifelde ze vooruit. ‘Hé, het wordt hier wat breder en hoger. Nu hoef ik niet meer te bukken.’
‘Wat zie je?’, nieuwsgierigheid weerklonk in haar woorden.
‘Oh’, klonk het teleurgesteld.
‘Wat?’
‘Het loopt hier dood.’
‘Jammer’, zei Sharmila.
‘Ik ga de andere kant nog even op. Het is wel lekker koel hier trouwens.’
Schuifelend bereikte Mahira het punt waar ze begonnen was en ze keek even omhoog naar Sharmila.
‘Hou je het nog vol daar?’, vroeg ze.
‘Ja hoor.’
Mahira vervolgde haar pad, nu de linkerkant op. ‘Er is hier een splitsing’, galmde het. Sharmila stak haar hoofd wat verder het gat in.
‘Wat zal ik doen?’, klonk het.
‘Wat zegt je gevoel?’, riep ze het donker in.
‘Links!’
En dus liep Mahira de linkerkant op. Stukje bij beetje werd het weer wat breder en hoger, dus kon ze zich wat gemakkelijker voort bewegen.
‘Niet te ver gaan he!’, riep Sharmila bezorgd. Ze vond het maar niks als Mahira zulke dingen deed. En helemaal niet nu zij achter bleef en haar niet in de gaten kon houden.
‘Dat is raar.’
‘Wat?!’
‘Nee… Dit kan niet echt zijn. Toch?’
‘Wahaat?!’
Mahira antwoordde niet. Ze stopte en haar adem stokte in haar keel.
‘Wat is er?!’ Sharmila klonk licht paniekerig, maar Mahira hoorde haar niet.
Voorzichtig legde Mahira de zaklamp neer. Voor haar stond een houten kist. Als je niet beter wist, zou je denken dat je in een soort fantasiewereld terecht was gekomen. Maar dit was geen fantasie, dit was echt.
Mahira’s handen gleden over het hout van de kist. Ze ging op haar knieen voor de kist zitten en bekeek het van verschillende kanten. Het leek erop dat hij niet eerder opengemaakt is geweest. Het ijzeren hangslot aan de voorkant was een beetje verroest, maar zat nog altijd stevig dicht.
Uit nieuwsgierigheid trok ze er even aan.
‘Mahira! Wat doe je daar toch?’, schreeuwde Sharmila.
Het liefst was ze er nu achteraan gesprongen om te kijken of haar vriendin in orde was, maar ze wist als ze dat deed, dat ze mogelijk beide in de problemen zouden komen.
Mahira kwam weer terug in de realiteit en hoorde het geschreeuw van haar vriendin. Ze pakte de zaklamp en stond weer op. In een versnelde pas liep ze terug naar waar het luik was.
‘Wat was je toch aan het doen?’, zei Sharmila een beetje boos en verschrikt.
Mahira kon haar enthousiasme amper bedwingen. Met een opgewonden stem zei ze; ‘Er staat daar gewoon een echte schatkist!’
Sharmila geloofde haar oren niet. ‘Dat meen je niet!’
‘Ja echt waar!’, riep Mahira uit. ‘Maar ik kreeg hem niet open, hij zit op slot.’
‘Shit!’
‘Wacht, ik kom weer naar boven.’
Sharmila stak haar hand uit en pakte de zaklamp aan, die ze naast zich neerlegde. Daarna reikte ze haar hand uit naar haar vriendin, die zich optrok.
‘Wat als er goud in ligt?’, klonk Mahira opgewonden.
‘Of juwelen!’, riep Sharmila uit.
‘Allemaal waardevolle dingen die gestolen zijn door piraten!’
Hun fantasieën namen het over, wilde ideeën over wat er in zouden kunnen zitten vulden de donkere, ooit verlaten kamer.
‘We moeten die sleutel vinden!’, riep Mahira ineens en ze sprong op.
Sharmila lachte om haar impulsieve vriendin. ‘Waar wil je gaan zoeken dan?’
‘Weet ik veel! Kom!’ Als een stuiterbal bewoog Mahira zich door de kamer. Ze trok de lades open van een kastje wat onder de trap stond; niks.
Aangestoken door Mahira, ging nu ook Sharmila op zoek. Ze schoof een stoel opzij die voor een bureau stond. Haar handen gingen gretig over het bureaublad heen. Er lagen wat stoffige, hele oude boeken die ze oppakte en meteen ook weer neerlegde. Er stond een kapotte olielamp en wat andere prullaria waar ze niks mee kon. Het bureau had ook een lade die onder het bureaublad zat, maar deze was, op wat stof na leeg. Toen viel haar oog op een Maura Raksha masker die boven het bureau hing.
Mahira was ondertussen ook nog steeds aan het rondkijken, ze pakte het beeld van Ganesh op en bestudeerde deze. Voorzichtig schudde ze het heen en weer, maar er gebeurde niets. Uiteindelijk zette ze het weer terug en liep naar Sharmila toe, die nog steeds naar het masker staarde.
‘Het is gewoon een masker joh’, zei Mahira.
‘Maar dit is een rare plek om dit masker op te hangen. Je zou zeggen dat deze bij de ingang van het huis zou hangen, toch?’
Mahira keek bedenkelijk. ‘Ja, dat is waar.’
Nog steeds geïntrigeerd door de plek waar het masker hing, pakte Sharmila de stoel die ze eerder opzij schoof en schoof het weer terug naar het bureau. De stoel stond nu precies zo dat ze er nog op kon staan. Met haar linkerhand pakte ze de leuning van de stoel vast en ze zette één been op de zitting. Met haar andere hand steunde ze op het bureau, waarna ze ook haar andere been op de leuning zette.
‘Voorzichtig, die stoel is al hartstikke oud.’
Zwijgend plaatste Sharmila nu haar rechter been op het bureaublad en leunde naar voren. Ze reikte met haar arm richting het masker, maar ze kon er net niet bij. Heel voorzichtig tilde ze nu ook haar andere been op en plaatste deze ook op het bureau. Ze ging op haar tenen staan en stak haar hand uit naar het masker. ‘Bijna…’, kreunde ze.
Op het moment dat ze het masker vast had en hem van de muur wilde trekken, stortte het bureau in en viel ze met een klap op de grond.
‘Shit!’
Mahira had van schrik een sprong achteruit gemaakt en zag hoe haar vriendin achterover was gevallen. Het masker lag kapot op de grond, tussen de puin van het bureau.
‘Au, m’n hoofd’, kreunde Sharmila. Met haar hand wreef ze over de achterkant van haar hoofd. ‘Dat wordt een flinke bult denk ik.’
Bezorgd snelde Mahira naar haar toe en hurkte neer. ‘Gaat het?’, vroeg ze.
‘Ja, ja het gaat wel.’
De twee keken elkaar aan en barstte in lachen uit.
‘Dit kan ook echt alleen jij weer hé.’
‘Hahaha, ja ik probeer ook eens avontuurlijk te doen’, schaterde Sharmila.
Haar vriendin stond op en reikte haar hand uit. Mahira trok haar omhoog en ze keken samen naar het ingestorte bureau, of wat er dan ook van over was. De zaklamp bood niet heel veel licht, maar de manier waarop Mahira het op de grond geplaatst had, maakte dat er iets tussen het puin nu glinsterde.
‘Hé, wat is dat?’
In haar ooghoeken zag ook Sharmila nu het glinsterende voorwerp.
‘Laat mij maar’, zei Mahira doelend op de valpartij.
‘Ha ha’, zei Sharmila een beetje beledigd.
Berekenend zette Mahira haar voeten neer tussen het puin. Sharmila pakte de zaklamp om bij te schijnen. Mahira pakte een plank, waarschijnlijk een onderdeel van het bureau, en legde deze achter zich neer. Nu kon ze weer een stap vooruit zetten.
‘Daar!’, wees Sharmila.
‘Ik zie het!’, riep Mahira uit. Ze bukte en pakte het glinsterende ding op. Het was redelijk zwaar. Ze liep voorzichtig terug en vouwde toen haar hand open.
De twee keken nu allebei naar de open gevouwen hand van Mahira en hetgeen wat er op haar palm lag. Daarna keken ze elkaar aan en hun ogen werden groot van opwinding.
‘De sleutel!’, zeiden ze in koor. ‘Aaaaaah!’
‘Ok, ok. Nu moeten we kijken of hij in het slot van de schatkist past!’, riep Mahira opgewonden.
De twee stevenden af op het open gat en met de sleutel in haar hand geklemd liet Mahira zich opnieuw in naar beneden zakken.
Het is dat ze niet kon en durfde te rennen, maar anders had ze dat zeker gedaan. Met de sleutel in haar ene hand en de zaklamp in haar andere kwam ze aan bij de kist. Nu was het moment daar.
Sharmila lag weer op haar buik, half met haar hoofd in het gat hangend en haar benen in de lucht. Haar armen bungelden een beetje in het gat, vol spanning, wachtend op wat Mahira zou vinden. Ze bleef muisstil, misschien kon ze dan iets opvangen van wat er gebeurde.
Mahira slaakte een diepe zucht en knielde neer voor de kist. De zaklamp plaatste ze voorzichtig op de grond naast zich. Opnieuw slaakte ze een diepe zucht, waarna ze met een trillende hand de sleutel tevoorschijn haalde. Het moment was daar, als in slowmotion bewoog ze haar hand richting het slot. De sleutel kwam steeds dichter bij het sleutelgat. Met haar andere hand pakte ze het slot en haalde het wat van de kant af. Ze stak de sleutel in het sleutelgat en draaide hem om. Het ging wat stroef omdat het slot nogal roestig was, maar uiteindelijk lukte het haar. Heel langzaam haalde ze het slot eraf en legde het naast zich neer.
Haar hart ging tekeer en haar handen trilden een klein beetje. Heel voorzichtig tilde ze het deksel op en duwde het naar achteren tot het niet meer verder kon. Ze pakte haar zaklamp op en scheen hem in de kist.
‘En?!’, schreeuwde Sharmila ineens.
Verschrikt keek Mahira op en liet daardoor de zaklamp bijna vallen.
‘Ik schrok me dood, Shar!’
‘Sorry!’, riep ze. ‘Ik ben gewoon erg benieuwd of er wat boeiends in zit.’
Mahira herstelde zich en scheen opnieuw de zaklamp in de kist. Het enige wat er in zat waren een boek en een stuk opgevouwen papier. Het was aan de conditie te zien, al heel erg oud. Het rook ook ontzettend muf. Ze bekeek de inhoud iet wat teleurgesteld.
Eenmaal van de teleurstelling bekomen haalde ze de ‘schatten’ uit de kist en liep terug naar de ingang van het luik, waar Sharmila haar enthousiast verwelkomde. Maar bij het zien van Mahira sloeg haar enthousiasme al snel om in dezelfde teleurstelling die om haar vriendin heen hing.
‘Was dat het enige wat erin zat?’, vroeg ze.
Mahira knikte.
‘Ik heb nog niet in het boek gekeken en ook het papier heb ik verder nog niet open gevouwen.’
Sharmila stak haar arm uit om de spullen aan te pakken en legde deze één voor één voorzichtig naast zich neer. Daarna trok ze haar vriendin weer omhoog.
‘Zullen we het luik maar weer dicht doen?’, vroeg een teleurgestelde Mahira.
‘Ja dat lijkt me een goed idee.’
Samen deden ze het luik dicht en legden het tapijt weer netjes terug op haar plek.
‘Moeten we die puinzooi nog opruimen?’, vroeg Sharmila zich hardop af.
Ze keek naar de rotzooi die op de plek lag waar eerst het bureau stond.
Mahira haalde haar schouders op. ‘Ik zou niet weten voor wie. Ik denk niet dat iemand van dit huis af weet hoor. Trouwens we kunnen altijd nog eens terugkomen om dat te doen.’
Sharmila knikte instemmend.
‘Laten we dit mee naar buiten nemen en het rustig op de patio bekijken.’
Sharmila had het boek vast en Mahira had het opgevouwen papier in haar handen. Samen liepen ze weer door het begroeide, af en toe krakende, huis naar buiten. De bijna verstikkende warmte voelde als een klap in het gezicht. De ruimte beneden en de gangen in het ondergrondse waren vrij koel. Nu ze weer buiten waren beseften ze zich dat het nog steeds heel warm was.
Het was ondertussen al tegen het einde van de middag, het zou niet lang meer duren voordat de zon onder zou gaan.
Sharmila bekeek het boek, op de voorkant stond een afbeelding van Boeddha en heel vaag wat ruïnes. Op de achterkant stond niets. Het boek voelde net zo oud aan als het rook en Sharmila haalde haar neus op toen ze het opende.
Mahira moest lachen om het gezicht wat Sharmila erbij trok.
Snel deed Sharmila het boek weer dicht, ze had niet de moed om er in te bladeren. ‘Zullen we op het strand gaan zitten?’, vroeg ze.
‘Dat is wel een goed idee ja, dat gekraak hier bevalt me niets’, zei Mahira doelend op het krakende hout van het huisje. ‘Straks stort het nog net zo in als dat bureau’, gniffelde ze.
Sharmila stak haar tong uit. ‘Dat krijg ik nu zeker de hele tijd te horen?’
Met een grote lach op haar gezicht knikte Mahira heel duidelijk ja.
Sharmila draaide met haar ogen en liep toen de trap af, Mahira volgde haar.
Ze liepen het paadje op dat naar het strand leidde en vervolgens zochten ze een plekje in de schaduw van een grote palmboom. Beide dames nestelden zich in het zachte, koele zand en voorzichtig legde Sharmila het boek op haar schoot. Ze wilde het niet in het zand leggen, bang om het te beschadigen.
Mahira zat met het gevouwen stuk papier op schoot. Beiden keken ze ernaar, maar geen van beide maakte aanstalten om het open te vouwen.
‘Zullen we?’, Mahira keek Sharmila aan. Sharmila keek op haar beurt van Mahira naar het papier.
‘Ja, maak hem maar open.’
Met de ruisende zee op de achtergrond en het geritsel van de palmbomen om hen heen, opende Mahira heel voorzichtig het papier.
‘Het lijkt wel een kaart’, merkte ze op, meteen gevolgd door ‘Dat is raar. Waar is de andere helft?’
‘Hmmm, heel vreemd.’
‘Zeker’, mompelde Mahira. Daarna hield ze de kaart dichterbij om te kijken wat er precies op stond.
‘Het komt me bekend voor wat ik hier zie’, geconcentreerd keek ze naar de kaart. ‘De bomen die hier staan en dit ook’, wees ze.
Sharmila schoof dichterbij en ook haar ogen gleden over de kaart.
‘Die pijl wijst ergens naar, maar waar naar?’, ze wees naar een pijl die tegen het midden aan zat. Gezien de andere helft leeg was, wisten de dames niet waar deze naar verwees.
Boven in de linkerhoek stond een kleine boeddha afgebeeld.
‘He, kijk!’, riep Sharmila ineens uit. Vervolgens wees ze naar rechts onder, op de lege rechterhelft stond een afbeelding van een Maura Raksha masker. De pagina was dus niet helemaal leeg…
‘Zou het toeval zijn dat we dat masker in die kamer zagen en dat hij nu ook afgebeeld is op deze kaart?’, vroeg Mahira zich hardop af.
‘Vast niet! Dat geloof ik niet!’, riep Sharmila opgewonden uit.
In haar enthousiasme viel het boek wat op haar schoot lag in het zand. Ze pakte het op en sloeg het opnieuw open. De muffe stank werd verminderd door de zoute lucht die vanuit de zee het land bereikte.
‘Wie weet staat hier wel een aanwijzing in’, haar stem klonk geconcentreerd.
‘Maar waarom zou hier een halve kaart op staan, in dat boek de andere helft en vooral, waarom zouden ze die twee dan bij elkaar begraven hebben? Dat is toch dom?’, zei Mahira bijna geïrriteerd.
‘Hey, jij bent hier de schatzoeker expert hé, niet ik!’, riep Sharmila uit terwijl ze door het boek bladerde.
Mahira staarde weer naar de kaart. ‘Ik kan nog steeds niet plaatsen waarom het hele, of nouja eigenlijk halve, plaatje me bekend voor komt.’
‘Nou dit boek zegt me ook niet zoveel eerlijk gezegd. Er staan wat teksten in het oud Singalees met wat afbeeldingen, maar ik kan er weinig van maken hoor.’
Mahira keek op, richting de zee. Toen naar rechts en toen naar links. Nog net in haar ooghoek zag ze een puntje van Old Island Temple. Vervolgens keek ze weer naar de kaart, ze stond op en liep ermee naar de rand van het strand, de branding, waar de golven luid tegen de bodem uiteen spatten. Vanaf een afstandje keek Sharmila toe, ze snapte niet wat haar vriendin nu precies deed.
Mahira keek van de kaart richting het bos waar ze uitkwamen en weer naar de kaart.
‘Oke, ik denk dat ik in ieder geval een deel snap van deze kaart’, zei Mahira bedachtzaam.
Sharmila liep richting haar vriendin en ging naast haar staan om te kijken of ze kon zien wat ze bedoelde. Haar ogen gingen op en neer over de kaart.
Het volgende moment keek ze richting Old Island Temple om vervolgens nog een keer naar de kaart te kijken.
‘Wacht.. Ik denk dat ik het ook zie!’, riep ze ineens uit.
De twee slaakten tegelijk een kreet en terwijl ze elkaar vast hielden sprongen ze op en neer.
‘De zon gaat zo onder, ik denk dat we dit morgen verder uit moeten zoeken’, zei Mahira.
‘Zeker, ik ben benieuwd of wat we denken ook klopt’, Sharmila’s stem klonk opgewonden en zenuwachtig tegelijk.
‘Ah, kijk nu vindt je het ineens wel leuk hé’, zei Mahira plagend.
Sharmila haalde haar schouders op. ‘Misschien wel ja’, gaf ze schoorvoetend toe.
‘Zie je wel dat schatzoeken ook best leuk kan zijn.’
‘We zullen zien’, zei Sharmila en plagend stak ze haar tong uit.
‘Ik denk dat we nu eerst naar huis moeten. Kom anders toch even bij mij wat eten’, stelde Mahira voor.
Terwijl ze richting het bos liepen twijfelde Sharmila nog even.
‘Ik ga toch liever naar huis’, zei ze toen uiteindelijk.
‘Als je maar weet dat je altijd welkom bent he’, zei Mahira terwijl ze een arm om haar vriendin heen sloeg.
Ze liepen dezelfde weg terug en namen afscheid op de kruising waar Mahira naar links moest en Sharmila rechtdoor.
‘Laten we morgenochtend vroeg afspreken. Dan hebben we tijd genoeg om rustig uit te zoeken hoe het precies zit.’
‘Goed idee. Zullen we dan gewoon hier weer afspreken?’
‘Hoe laat?’, vroeg Mahira.
‘Laten we rond 8 uur doen’, stelde Sharmila voor.
‘Oké, tot morgen!’
‘Tot morgen!’
Met het boek in haar hand geklemd en de omgeving die langzaam aan oranje en geel kleurde door de ondergaande zon, vervolgde Sharmila haar weg naar huis. Eenmaal thuis pakte ze nog even wat te drinken en liet ze zichzelf vervolgens uitgeput op de bank vallen. Ze veegde haar armbanden met één beweging van haar armen en legde ze op een tafeltje wat naast haar bank stond. Dat gerinkel kon ze nu even niet hebben. Daarna boog ze wat voorover en pakte het boek wat ze op de bank had gelegd.
Opnieuw bestudeerde ze de voor en achterkant en vouwde vervolgens het boek open. Na dat ene moment hebben ze het boek niet meer open gehad, de focus lag op de kaart. Sharmila had het gevoel dat er toch meer in dat boek moest staan dan ze daarvoor even snel gezien had.
Op de eerste bladzijde stond niets. De volgende bladzijde was volledig gevuld met een masker waarvan ze zo snel de betekenis niet van wist. De opvolgende pagina’s, een stuk of 5 waren gevuld met handgeschreven, oud Singalese teksten. Sommige woorden kon ze ontcijferen, andere waren moeilijk te lezen of werden niet meer gebruikt en dus wist ze de betekenis niet.
Geïntrigeerd bladerde ze verder, met elke bladzijde werd haar nieuwsgierigheid getriggerd, maar het werd ook steeds mysterieuzer.
Ze weet niet hoe laat het was, maar halverwege de nacht werd ze wakker op de bank, bezweet van droom die ze had. Of was het een nachtmerrie, ze was niet helder genoeg om daar verder over na te denken. Half slaperig verplaatste ze zich naar haar slaapkamer om de laatste uren nog even in haar bed te slapen.
Nog voor haar wekker werd ze wakker. Ineens besefte ze zich wat ze had gedroomd die nacht. Flarden ervan kwamen onder de douche nogmaals voorbij.
Ze zag haar vader, toen hij nog jong was, hij was op zee op weg om een klus te doen. Niet veel later zag ze stukken van het ongeluk en haar ogen sprongen open. De stroom van tranen vermengden zich met het water wat uit de douchekop kwam. Ze sloeg haar handen voor haar ogen en wreef in haar gezicht. Zachtjes fluisterde ze; ‘Ik mis je pap.’
Nadat ze weer een beetje gekalmeerd was deed ze de douche uit en maakte zich klaar om weg te gaan. Normaal zou ze een rok met een top aangetrokken hebben, maar ze wist niet wat ze uiteindelijk zouden gaan doen, of waar ze terecht zouden komen. Ze koos voor een spijkerbroek met een simpel t-shirt.
Wat ze zich voor de rest herinnerde waren wat fragmenten van de dingen die ze in het boek had gezien, afgewisseld met het gezicht van haar vader. Vooral heel erg onsamenhangend eigenlijk.
Nadat ze heel snel een appa naar binnen had gewerkt en een halve mok thee had gedronken pakte ze een rugzak en stopte daar wat eten in. Ze vulde nog even snel een bidon met water en ging daarna richting de afgesproken plek. Terwijl ze liep probeerde ze in het boek te kijken. Haar ogen gingen van het boek naar de weg en weer terug.
Op deze manier probeerde ze de herinneringen aan haar vader, die door de droom naar boven waren gekomen, te verdringen. Ze had nu geen tijd om verdrietig of sentimenteel te zijn.
Mahira stond al ongeduldig te wachten. Sharmila zag haar zenuwachtig heen en weer dartelen toen ze aankwam lopen.
‘En heb je nog in het boek gekeken?’, vroeg ze brandend van nieuwsgierigheid.
‘Ja gisteren toen ik thuis kwam’, antwoordde Sharmila.
‘En? En? En?’
Sharmila sloeg het boek open en samen bekeken ze de inhoud.
‘Het ziet er voor nu nog heel raar uit’, Mahira klonk een beetje teleurgesteld.
‘Hmmm. Nou dit hier’, wees Sharmila ‘lijkt wel een soort puzzel.’
Ze gaf het boek aan haar vriendin die het vervolgens bestudeerde.
‘Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben.’
Mahira bladerde verder door het boek heen. Toen ze bij het einde kwam viel haar iets op. ‘Kijk’, wees ze. ‘Dat is raar. Het lijkt wel of dit…’
‘Ja….’ Sharmila probeerde haar aan te moedigen om haar zin af te maken.
Maar Mahira reageerde niet, ze pulkte wat aan de binnenkant van de kaft en toen ze een puntje los had trok ze hier heel zachtjes aan.
Het blad kwam heel langzaam los en ze keken met grote ogen wat er verscheen.
Zonder iets te zeggen keken ze naar het opengeslagen blad.
‘Is dit..’
Het bleef weer even stil.
‘Ja volgens mij…’
Mahira gaf het boek aan Sharmila die het nog steeds bekeek, haar mond stond een klein beetje open en haar ogen waren alleen nog maar gefocust op wat zij voor zich zag.
In één zwaai gooide Mahira haar rugtas van haar schouder en snel ritste ze hem open. Ze trok de kaart er uit en vouwde hem voor de helft open. Met de nu voor de helft opengevouwen kaart ging ze aan de andere kant van Sharmila staan en legde de kaart op het blad.
‘Het past precies. Kijk dan!’
‘Ja en kijk! Hier moeten we zijn, ik weet het zeker!’, riep Sharmila uit.
Met een fonkel in hun ogen keken ze elkaar aan.
‘Old Island Temple!’, riepen ze tegelijk uit.
Daarna moesten ze lachen van alle spanning.
‘Ga je mee?’, vroeg Mahira.
Sharmila moest lachen en zei: ‘Of ik mee ga? Ja natuurlijk ga ik mee! Dacht je dat ik dit wilde missen?’
‘Nou ja, ik eh..’, stamelde Mahira. ‘Weet ik veel, meestal ben je niet zo van het schatzoeken. In ieder geval niet meer sinds…’
Mahira stem ebde weg en ze sloeg haar ogen neer.
‘Het is oké. Ik weet dat ik al een tijd geen goede vriendin meer ben geweest en jou niet genoeg gesteund heb’, zei ze schuldbewust.
‘Ik snap het wel, je hoeft je niet te verontschuldigen’, zei Mahira.
‘Nee, het is niet oké, ik had er voor je moeten zijn en dat was ik niet. Maar dit keer wel!’
‘Weet je het zeker?’, vroeg Mahira voor de zekerheid.
‘Ja. Echt, ik weet het zeker’, stelde Sharmila haar vriendin gerust.
‘Goed, nu moeten we nog even een plan bedenken. Laten we als eerst naar het strand gaan, het stuk waar jouw boot ligt en dan kunnen we vanaf daar kijken wat we als volgende gaan doen.’
‘Klinkt als een plan. Laten we gaan!’
Aangekomen bij de steiger waar het bootje van Sharmila lag zochten ze een rustig plekje op. Er waren hier gelukkig niet heel veel toeristen omdat het meeste gedeelte van dit strand bezaaid was met stenen. Echt zwemmen kon je hier ook niet omdat er grote rotsen in het water lagen en de stroming was hier erg gevaarlijk. De lokale bevolking wist hun weg wel te vinden, maar omdat er altijd wel iemand was die Sharmila kende wilde ze nu even geen risico nemen.
Ze vonden een beschutte plek, net niet onder de steiger, maar precies achter een grote rots. De zon liet zich inmiddels weer zien en de wind die vanaf zee kwam, was een welkome afwisseling. De schaduw van de rots zorgde voor nog een extra beetje verkoeling. Zo konden ze zich goed concentreren op de kaarten.
‘Daar ligt Old Island Temple’, wees Mahira. ‘Dus als we slim zijn varen we van dit punt, daarheen. Weet jij daar een aanlegplaats?’, vroeg ze terwijl ze naar Sharmila keek.
Die fronste haar wenkbrauwen en bekeek de kaart nauwkeurig, terwijl ze een slok water nam.
‘Hmmm, ja ik denk dat we daar wel aan kunnen leggen.’
Mahira knikte instemmend.
‘Maar wat dan? Ik bedoel, wat gaan we doen als we daar aan komen? We hebben geen idee wat er bedoeld wordt met al die afbeeldingen in het boek.’
‘Misschien vinden we daar wel een aanwijzing. En anders moeten we gewoon nog eens goed het boek door lopen’, veronderstelde Mahira.
‘Da’s waar. Laten we het doen.’
Met de kaart en het boek in de tassen stonden ze op en liepen ze van het rotsachtige gedeelte naar het zand. Ze moesten een klein stukje omlopen om bij het begin van de steiger te komen.
‘Shit’, mompelde Sharmila.
‘Wat is er?’, fluisterde Mahira.
‘Kijk.’ Sharmila knikte in de richting van de zee.
Er kwam iemand aangelopen vanaf het einde van de steiger. Hij had een groot touw om zijn schouder en sleepte een visnet achter zich aan.
Toen hij dichterbij kwam en Sharmila herkende verscheen er een lach op zijn gezicht.
‘He Manike’, zei hij. ‘Wat gaan jullie doen?’
‘Noem me alsjeblieft niet zo’, zei Sharmila een beetje beschaamd.
‘Waarom niet?’, vroeg de oudere man. ‘Hoi, Mahira is het toch?’, zei hij vriendelijk en knikte haar richting op.
‘Eh ja klopt’, zei ze een beetje verlegen.
‘Nou omdat ik geen klein meisje meer ben.’
De man lachte ‘Nee dat is waar. Maar voor mij zul je dat altijd een beetje blijven’, zei hij.
‘Dit is Kiyansh’, zei Sharmila, ‘hij was een vriend van mijn vader.’
Mahira knikte.
‘Zeg maar ‘is’ hoor, ik zal altijd zijn vriend zijn. In het hiernamaals zullen wij elkaar weer treffen, daar ben ik van overtuigd.’
De uitdrukking op zijn gezicht was vriendelijk en bijna vaderlijk geruststellend. Alsof hij iets wist wat zij niet wisten.
‘Zo, wat gaan deze dames doen?’, vroeg hij nieuwsgierig. Zijn bijna witte haar, met wat verdwaalde zwarte lokken zat een beetje door de war. Zijn donkerbruine ogen en de rimpels die er haast sierlijk om heen zaten, verraaden dat hij al heel wat had meegemaakt. Zijn lippen waren wat droog, waarschijnlijk door het zout van de zee.
Hij legde het grote, zware touw neer op de grond. De zon brandde flink en gezien zijn leeftijd, kon hij niet meer volhouden om er mee te blijven staan.
‘We gaan gewoon een stukje varen’, Sharmila probeerde zo nonchalant mogelijk te klinken.
Kiyansh glimlachte, maar zijn ogen spraken boekdelen.
‘Gewoon even genieten van de zee enzo’, viel Mahira haar bij.
‘Vandaar die rugzakken?’
De meiden keken elkaar aan en haalden hun schouders op.
‘En waar gaan jullie dan heen?’, probeerde hij.
Ze begonnen allebei tegelijk te praten.
‘Ho, ho, één tegelijk. Ik ben een oude man, rustig aan’, grapte hij.
Weer wisselden de dames een blik uit.
‘We gaan naar Old Island Temple, we zijn daar nog nooit geweest. We willen de tempel die daar staat wel eens zien’, vertelde Sharmila.
Het was eigenlijk geen echte leugen want ze wilden die tempel écht een keer zien.
Grijzend en trots op hoe ze dit op had gelost keek Sharmila Kiyansh aan.
‘Ik ben nog nooit op het eiland geweest meneer’, zei Mahira.
‘De tempel is heel mooi, dus het is inderdaad de moeite waard om er eens te gaan kijken’, zei Kiyansh.
‘Bent u daar wel eens geweest dan?’, vroeg Sharmila.
‘Natuurlijk Manike’, antwoordde hij. ‘De tempel staat vol oude Singalese teksten. Als kind nam mijn oom mij daar heel vaak mee naar toe. Hij bestudeerde oude talen. Op een dag hoorde hij dat er naast de Singalese muurschilderingen, gelijk aan die bij de berg van Sigiriya, ook oud Singalese teksten te vinden waren.’
De meiden hingen aan zijn lippen, Sharmila wist nog van vroeger dat Kiyansh heel goed was in het vertellen van verhalen. Als kind genoot ze er altijd van om bij hem langs te gaan en op de grond te zitten, samen met andere kinderen uit de buurt, om te luisteren naar zijn verhalen. Daardoor had ze ook het één en ander opgepikt. Zo heeft ze ook een klein beetje geleerd om oud Singalese teksten te ontcijferen, maar zo goed als Kiyansh was, was zij niet.
‘En, was dat ook zo?’, vroeg Mahira, snakkend naar een antwoord.
‘Jazeker. Hij heeft ze lang niet allemaal gevonden en er zijn plekken in de tempel waar je beter niet kunt komen. Of waar je gewoonweg niet kán komen, maar ja hij heeft er wat gezien.’
‘Kon hij ze ook lezen?’, vroeg Sharmila al net zo nieuwsgierig als haar vriendin.
‘Ook dat kon hij’, zei hij met een glimlach.
‘Wat stond er dan? Waren het verhalen of gewoon oude spreuken ofzo?’, vroeg Sharmila.
‘Och manike, dat weet ik niet meer. Ik ben geen 20 meer’, knipoogde hij.
Mahira viste haar bidon uit haar tas die ze op de grond had gezet. Ze nam een slok en ze was zichtbaar opgelucht toen het koele goedje zich een weg baande door haar keel.
‘Wat is dat voor moois?’, vroeg Kiyansh en hij wees naar de kaart in haar tas.
‘Shit.’
Sharmila wierp een boze blik op haar vriendin die vervolgens een ‘sorry’ mimiekte met haar lippen en haar handen defensief opwierp.
Sharmila rolde met haar ogen.
‘Dat is gewoon troep wat Mahira niet uit haar tas heeft gehaald.’
Mahira deed snel haar drinken terug, deed hem dicht en hing de tas weer over haar schouders.
‘Nou meisjes, doe voorzichtig. Ik ga maar weer eens’, zei Kiyansh.
‘Het was leuk u weer eens gezien te hebben’, zei Sharmila beleefd.
‘Dat vond ik ook. Kom snel weer eens langs, dan kan ik je meer vertellen over de tempel. Kom jij dan ook mee?’, vroeg hij aan Mahira.
‘Ja doen we! Kom mee Mahira.’
Sharmila sleepte haar mee en net voor ze bij de boot waren stopten ze.
‘Oke, weten we dit zeker?’
De twijfel was van hun gezicht af te lezen.
Mahira beet op haar onderlip. ‘Misschien eh…’, begon ze.
Sharmila keek haar vragend aan.
‘Nou, misschien kun je..ehm…Kiyansh vragen om eh..Nou ja je weet wel’, stamelde ze.
Maar het kwartje viel niet bij Sharmila.
‘Kiyansh kan ons misschien helpen… met die teksten’, met de laatste drie woorden werden met enige voorzichtigheid uitgesproken.
Sharmila sloeg haar armen over elkaar en keek haar bedenkelijk aan.
‘Als we ook maar een kans willen hebben om er achter te komen wat er staat, al is het maar een fractie, dan is hij onze enige kans.’
Zonder iets te zeggen draaide Sharmila zich om en begon te rennen, Mahira verbaasd achter zich latend.
‘Kiyansh! Wacht!’, riep ze uit. Al rennend haalde ze haar rugzak van haar schouders.
De oude man draaide zich langzaam om. Hij was inmiddels al van de steiger af en sleepte zijn spullen met zich mee.
Een beetje verbaasd keek hij naar de op hem af rennende Sharmila.
‘Manike, manike’, zei hij lachend. ‘Rustig aan.’
Hijgend kwam Sharmila voor hem tot stilstand. Ze hield de tas voor zich en ritste hem open. Nog steeds buiten adem overhandigde ze Kiyansh het boek.
Hij pakte het voorzichtig aan en opende het met dezelfde voorzichtigheid.
‘Wat is dit?’, vroeg hij terwijl hij door het boekje bladerde.
‘Ik kan het niet uitleggen, daar heb ik geen tijd voor’, begon Sharmila, ‘Maar er staan zoals je kunt zien ook teksten in, ik denk oud Singalees. Kun jij het lezen?’, vroeg ze.
‘Ja ik kan best wat lezen’, maar niet alles. ‘Wat zijn jullie allemaal van plan?’
Sharmila vertelde de korte versie van hun avontuur in het strandhuisje en hoe ze dit boek en die kaart hadden gevonden.
Kiyansh luisterde terwijl hij door het boek bladerde en de teksten en tekeningen bestudeerde.
‘Weet je zeker dat dit een goed idee is?’, vroeg hij bezorgd. Vervolgens sloeg hij het boek zachtjes dicht en gaf het terug aan Sharmila.
Als antwoord daarop haalde Sharmila haar schouders op.
‘Ik kon niet alles zo snel vertalen, maar de tekening van de Boeddha met zes armen is volgens mij een soort puzzel. Op de plek van bestemming zouden jullie wat aanwijzingen moeten vinden om deze op te lossen.’
‘Oké en verder…?’
‘Old Island Tempel werd genoemd in het begin, iets met een parel.’
Hij reikte zijn hand uit als teken dat hij het boek nog een keer wilde zien.
Sharmila begreep de hint en reikte hem het boek weer aan.
Ondertussen stond Mahira het tafereel van een afstand te bekijken. Met haar rechtervoet tapte zenuwachtig op de houten steiger, haar armen over elkaar gevouwen. Er vormde zich een frons op haar gezicht toen ze zag dat Sharmila het boek weer aan Kiyansh had gegeven.
‘Ah, hier.’
Kiyansh’ ogen gleden over het oude papier en lazen de woorden die er stonden, vluchtig, maar hij wist wat hij zocht. Met zijn vinger wees hij op een passage halverwege de bladzijde.
Sharmila ging naast hem staan, ze keek naar het punt waar hij naar toe wees.
‘De parel ligt verborgen naast een parel. Voor hen die op zoek gaan, vindt uw rust in Boeddha’, las hij voor.
Sharmila fronste haar wenkbrauwen. ‘Wat betekent dat nu weer; de parel ligt naast een parel.’
‘Hmmm, ik weet het ook niet. Het is erg cryptisch.’
Kiyansh bekeek de andere bladzijden opnieuw.
Mahira begon te zwaaien met haar armen en maakte zo duidelijk dat ze weg wilde. Het duurde haar allemaal veel te lang.
Sharmila gebaarde terug dat ze er zo aan kwam. Ze wees naar Kiyansh en probeerde duidelijk te maken dat hij nog aan het lezen was.
‘Ik lees iets over vallen en valse aanwijzingen. Het schijnt dat koning Vijaya’s onderdanen opdracht hebben gehad om de parel die hij ‘De Parel van de Ocean’ noemde, in de tempel te verstoppen.’
‘Waarschijnlijk omdat hij natuurlijk bang was dat deze gestolen zou worden, toch?’, vroeg Sharmila.
‘Ja, ik weet nog dat er ooit een verhaal rond ging dat de koning de parel aan één van zijn vrouwen wilde schenken omdat zij hem veel zonen geschonken zou hebben. Op het moment dat hij dat wilde doen, werd er een poging gedaan om de parel te stelen en dat heeft hem doen besluiten om hem te verstoppen.’
‘Bedankt voor uw hulp, maar ik moet nu echt gaan. Mahira wordt ongeduldig en het wordt steeds later. We moeten zo toch echt vertrekken’, zei Sharmila. Voorzichtig trok ze het boek uit de handen van Kiyansh. Ze stopte het terug in haar tas en ritste hem weer dicht.
‘Bekijk de afbeeldingen in het boek goed, zij zijn de aanwijzingen die jullie kunnen helpen en wees voorzichtig!’
‘Dank u wel. Doen we!’, riep Sharmila half rennend.
Zo snel als ze kon rende Sharmila terug naar haar vriendin die ondertussen de boot al klaar aan het maken was voor vertrek.
‘Jeetje, wat duurde dat lang’, klaagde Mahira.
‘Sorry’, zei Sharmila. ‘Kiyansh heeft het één en ander uitgelegd. Dat wilde je toch?’
‘Ja dat wel, maar ik wil gewoon graag naar het eiland’, zei ze.
‘Dat begrijp ik, ik ook, maar als we niks weten heeft het ook weinig zin om daar heen te gaan toch? Kiyansh heeft me heel veel waardevolle informatie gegeven.’
Sharmila deed haar rugtas af, gaf deze aan Mahira en stapte toen zelf in haar boot. Het houten bootje, dat ze van haar vader geërfd had was nog aardig groot. Als je zou willen kon je er ook de zee mee op, wat haar vader regelmatig deed. Nu zetten ze koers richting Old Island Temple. Langzaam lieten ze de zuidelijke kust van Sri Lanka achter zich en kwamen ze dichterbij het kleine eiland. Tijdens de relatief korte boottocht vertelde Sharmila wat Kiyansh haar had verteld. Mahira luisterde aandachtig naar haar vriendin. Het was informatie die ze goed moesten onthouden.
Hoe dichterbij ze bij het eiland kwamen, hoe zenuwachtiger de dames werden. In de verte zagen ze al wat groen opdoemen. Op de kaart was al te zien dat de tempel in een bebost gebied moest liggen en hoewel de kaart al eeuwen oud leek te zijn, klopte dit nog steeds. Het eiland is voor zover bekend nooit bewoond geweest en het bos heeft er dus ook zijn gang kunnen gaan.
Doordat de meeste toeristen niet weten van deze tempel en ze voornamelijk gaan voor de bekendere plekken zoals bijvoorbeeld Lions Rock of de steden Anuradhapura of Galle, was hun verwachting dat het eiland er vrij ongemoeid bij zou liggen.
‘Ik denk dat we aan die kant van het eiland moeten zijn’, merkte Mahira op. Sharmila keek mee op de kaart en zag welke kant ze bedoelde. Ze stuurde de boot iets meer de linkerkant op en zo vaarden ze richting de zijkant van het eiland. Het punt wat je niet kunt zien als je op het zuidelijkste puntje staat, waar ook de steiger staat.
Na ongeveer een kwartiertje kwamen ze aan bij het eiland. Sharmila sprong uit de boot. Ze stond tot haar middel in het water. Ze trok, met hulp van Mahira, die roeide alsof haar leven er vanaf hing, de boot op de zandbank.
Samen trokken ze de boot verder het strand op en zochten een goede plek om hem te verstoppen.
‘Zullen we wat van die takken erop gooien?’, vroeg Mahira terwijl ze naar wat losliggende palmboom takken wees. ‘Oh en er liggen ook wat grote bananenbladeren.’
‘Goed idee!’
Ze sleepten de takken en bladeren naar de boot en legden deze erover heen. Je weet immers maar nooit wie hier zou komen. Ze wilden zeker weten dat mócht er onverhoopt toch iemand komen, ze niet zouden zien dat hier iemand was.
Mahira pakte de kaart en bekeek deze.
‘Als het klopt, dan moeten we deze kant op’, ze wees naar voren.
‘Nou laten we dan maar gaan’, zei Sharmila. Ze deed haar rugzak om en samen liepen ze richting de rand van het bos.
Een groep vogels schrok op door de het geluid dat de dames maakten en vlogen al schreeuwend weg.
‘Zoals het er naar uit ziet ligt de tempel niet heel ver hier vandaan’, zei Mahira terwijl ze op de kaart keek. Ze hield hem gestrekt voor zich zodat ze hem makkelijk konden raadplegen mocht dat nodig zijn.
‘Ik denk het ook niet. Maar wat gaan we eigenlijk doen als we daar zijn? Ik bedoel gaan we gelijk naar binnen of…’, haar stem stierf weg.
Mahira bleef even stil en liet de vraag van Sharmila op zich inwerken. Het was niet echt een pad waar ze liepen, hoewel je kon zien dat er eerder mensen hadden gelopen was het geen ‘officieel’ pad. Soms waren er wat wild groeiende takken die hen de weg versperren of dikke takken die op de grond lagen, waar ze overheen moesten stappen. Kleine takjes en bladeren maakten een knisperend geluid wanneer hun voeten hen vertrapten.
Uiteindelijk gaf Mahira antwoord; ‘Ik denk dat we gewoon het boek moeten raadplegen. We kunnen misschien niet alles lezen, maar als we goed kijken zullen we toch wel een aanwijzing moeten kunnen vinden.’
‘Ja dat is waar.’
De verkoelende bries die om hen heen hing bij het strand was inmiddels ver te zoeken. De lucht was vochtig en het was benauwd in het bos. De schaduw van de bomen zorgden dan ook niet echt voor verkoeling.
‘Kijk!’, riep Mahira uit.
Sharmila keek voor zich en zag een wat zanderige, open vlakte voor zich opdoemen.
Mahira versnelde haar pas, Sharmila had wat moeite om haar bij te houden. Het was duidelijk te merken dat Mahira’s enthousiasme het begon over te nemen.
Daar stonden ze dan, op een paar meter afstand van de tempel. Beide keken met open mond naar het gigantische gebouw dat voor hen stond.
De grijze tempel, die op sommige plekken groen was van het mos, was een waar kunstwerk om te zien. Een gigantische trap, met aan weerszijden om de zoveel treden kleine boeddha’s, leidde de weg naar boven. Waarschijnlijk was daar de ingang. Bij de muren waren kleine boeddha’s verstopt in keurig gemaakte inhammen met een sierlijke rand. Er zaten verbazingwekkend genoeg geen ramen in. De tempel was opgebouwd zoals elke andere eeuwenoude tempel die je op Sri Lanka kon vinden. Veel (sierlijke) randen en veel ronde vormen afgewisseld met vierkante muren of zuilen.
De top was een ronde koepel, verdeeld in 3 lagen waarvan de laatste het grootst was, het leek een soort hoedje met 2 extra randen.
‘Jeetje’, bracht Sharmila tenslotte uit.
‘Ja, zeg dat’, fluisterde Mahira.
Als in slowmotion liepen ze beide richting het begin van de trap. Ze konden niet geloven wat ze voor zich zagen.
‘Ik had wel verwacht dat de tempel groot zou zijn, maar zo groot’, bracht Sharmila verwonderd uit.
‘Ik had ook geen idee’, stamelde Mahira.
‘Zullen we er een klein stukje om heen lopen?’, vroeg Sharmila. Ze deed een stapje achteruit en keek naar rechts. Zo probeerde ze een beetje een beeld te krijgen bij hoe ver het door zou lopen.
‘Ja is goed’, antwoordde Mahira.
Samen liepen ze rechtsom het gebouw, in de verte zagen ze een aapje wegschieten. Er was een stukje waar een plant een deel van de zijkant had overgenomen en de wortels met bladeren hingen er als een versiering om heen. Het zag er heel mysterieus uit.
‘Ik denk dat als we nog verder lopen we veel tijd verliezen. Ik zie hier ook nergens iets van een ingang ofzo’, merkte Mahira op.
‘Hmmm, nee dat klopt. Ik denk wel dat we de andere kant ook nog even moeten checken voor de zekerheid’, zei Sharmila terwijl ze zich omdraaide.
‘Ja dat is wel een goed idee. Ik denk wel dat de ingang daar boven zit, maar je weet maar nooit.’
‘Nee precies en misschien zien we nog wel één of andere aanwijzing ofzo.’
Ze liepen terug richting de voorkant en gingen daarna naar links. Na een paar stappen doemde er een kleinere versie van de tempel voor hen op.
‘Dat is gek. Moet je kijken.’
De rechter zijkant was gesneuveld, brokstukken lagen om het bouwwerk heen. Mahira hurkte neer bij de kapotte ruïne en begon het te onderzoeken. Sharmila haalde haar tas van haar rug en pakte wat drinken en het boek eruit.
‘Misschien staat er wat in het boek’, zei ze waarna ze een slok nam.
‘Hmm mmm.’
Sharmila leunde tegen een muurtje aan en sloeg het boek open. Ze bladerde voorbij de eerst paar bladzijden en stuitte toen op een plaatje van de tempel.
‘He, dit was me nog niet eerder opgevallen’, riep ze uit.
Mahira veerde in één beweging op.
‘Wat?!’
‘Kijk.’ Sharmila wees naar het plaatje en de kleine versie van de tempel die er iets vanaf stond.
‘Wat is dat?’, wees Mahira.
‘Hmmm, wat een rare markering’, merkte Sharmila op.
Ze hield het boek dichterbij in de hoop dat dat zou helpen de vreemde markering te begrijpen.
‘Vreemd’, mompelde ze.
‘Ja, best wel. Heb je dat ergens anders in het boek gezien?’
‘Niet dat ik me kan herinneren’, zei Sharmila. ‘Laten we dit onthouden. We weten waar het staat in het echt en waar het in het boek staat.’
‘Goed idee. We kunnen er nu toch niets mee, of in ieder geval, we weten niet óf we er überhaupt iets mee kunnen of moeten. Ik denk dat we nu beter eerst naar de ingang kunnen gaan. Hier is verder ook niets zo te zien.’
‘Nou daar staan we dan’, zei Mahira. Haar ogen twinkelden en dat was niet alleen van de zon. De opwinding was duidelijk van haar gezicht af te lezen. Een grote glimlach verscheen op haar gezicht, ze wreef haar handen ineen waarna ze bijna letterlijk stond te trappelen om de klim naar boven te maken.
Sharmila glimlachte bij dit aangezicht en een golf van warmte gleed door haar heen. Ze vond het prachtig om haar vriendin zo te zien. Zelf was ze stiekem toch ook wel heel erg opgewonden en in haar buik vlogen mini vlinders van de spanning.
‘Laten we gaan!’, Mahira maakte aanstalten om de trap op te lopen.
‘Wacht even’, zei Sharmila, ‘laten we eerst even in het boek kijken. We weten niet waar we terecht komen hé. Of wat we vinden als we daar naar binnen gaan.’
‘We kunnen tot daar lopen’, Mahira wees naar een plateau wat halverwege de trap zat. ‘Als we daar zijn pakken we het boek en kijken we voor een aanwijzing.’
‘Goed’, stemde Sharmila in.
Met de brandende zon in hun rug liepen ze de trap op. De klim naar het plateau leek eindeloos. Toen ze er eenmaal waren pakte Sharmila het boek weer. Terwijl zij zocht naar een aanwijzing keek Mahira om zich heen.
Er was niets wat er op leek dat er hier al een val was of een geheime ingang.
‘Ik kan niets vinden over de ingang ofzo. De enige aanwijzing is de Boeddha die er ergens moet staan’, zei Sharmila.
‘Ja, er staan hier overal boeddha’s’, merkte Mahira op.
‘Ik weet het.’
‘Laten we onze fakkels in ieder geval pakken. Ik denk niet dat er ook maar iets van licht is daar.’ Mahira pakte haar tas en nam haar fakkel in haar hand.
Sharmila volgde het voorbeeld van haar vriendin en zo liepen ze, gewapend met hun fakkels het laatste deel van de trap op.
Bij de ingang aangekomen bleven ze even staan. Ze keken elkaar aan met een blik van spanning en nieuwsgierigheid.
‘Daar gaan we dan’, Mahira’s stem trilde een klein beetje.
Voor ingang stonden aan weerszijden twee pilaren met op beiden een liggende leeuw. De voorpoten hingen over de rand heen en beide leeuwen keken hen onheilspellend aan.
Dat aanzicht zorgde ervoor dat ondanks de verstikkende hitte, er een koude rilling over Sharmila’s rug liep.
‘Heb jij een vuurtje?’, vroeg ze toen.
Mahira toverde een aansteker te voorschijn en ze stak hun fakkels aan.
Ze schenen ze naar binnen en het enige wat ze zagen was duisternis en naar wat leek, een trap naar beneden.
‘Jemig, hadden ze die ingang niet gewoon beneden kunnen maken. Dan hadden we ook niet al die trappen op gehoeven.’
Een diepe zucht ontsnapte uit Mahira’s mond.
‘Pfff, echt hoor.’
‘Nou laten we maar gaan, op zoek naar die Boeddha.’
Met deze woorden zetten ze hun eerste stappen naar beneden. Langzaam liepen ze de trap af, die net zoals de weg omhoog, eindeloos leek te duren.
Het was een smalle gang en elke stap die ze deden echode. Er waren ook geen leuningen dus ze moesten voorzichtig lopen, er was niets waar ze zich aan vast konden houden.
Hoe lager ze kwamen hoe kouder het werd, wat nu wel fijn was, gezien ze het warm hadden van alle trappen die ze hadden gelopen.
‘We zijn er’, zei Mahira.
‘Wat nu?’, vroeg Sharmila. Ze had de woorden nog niet uitgesproken en uit het niets sprongen er allemaal fakkels aan.
‘Wat de…’
‘Jezus, ik schrik me kapot!’
‘Mijn hart bonkt in mijn keel joh’, zei Sharmila met trillende stem.
‘Anders de mijne wel. Wat is dit voor enge shit joh?’ Mahira’s stem trilde net als die van Sharmila.
Terwijl de dames nog aan het bijkomen waren van de plots aangesprongen fakkels, vloog er een groep vleermuizen over ze heen. Uit reflex bukten ze met hun handen op hun hoofd om deze te beschermen.
‘Ik weet niet of we wel verder moeten’, de twijfel was duidelijk te horen in Sharmila’s stem.
‘Jawel, kom op, we zijn nu toch hier.’
‘Laten we op z’n minst even kijken of we hier niet in één of andere val lopen.’
Sharmila klonk angstig.
‘Hoe zouden we dat moeten checken dan?’
‘Ja, weet ik veel. Jij bent hier de expert’, zei Sharmila geïrriteerd.
Mahira zuchtte.
Sharmila keek de groep vleermuizen na die de duisternis opzochten.
‘Gewoon voorzichtig lopen en onze fakkel goed schijnen op de grond en misschien de muren.’ Zelfverzekerd liep Mahira rechtdoor.
‘Hoe weet je dat we die kant op moeten?’, vroeg Sharmila aarzelend. Ze bewoog niet, ze was helemaal verstijfd.
‘Dit is het enige pad waar de fakkels aan zijn gegaan. De andere gangen zijn nog steeds donker. Het kan niet anders dan dat dit de goede weg moet zijn.’
Sharmila keek naar links en toen naar rechts en alles wat ze zag was duisternis. Ze kon niet anders dan achter haar vriendin aan lopen.
Met het boek in haar ene hand geklemd en haar fakkel in de andere keek Sharmila angstig om zich heen.
Door de fakkels die aan de muur hingen en de fakkels die zij zelf bij zich hadden, was er in ieder geval genoeg licht.
Plots stopte Mahira met lopen, waardoor Sharmila bijna tegen haar op botste.
Voor hen was een grote open ruimte, maar zonder doorgang.
‘Ik weet niet of ik nu wel door moet lopen’, fluisterde Mahira. Ze zwaaide haar fakkel zachtjes van links naar rechts. Het was er donker en geen fakkels die plots aan gingen.
‘Het loopt dood, kom’, zei Sharmila.
‘Woooowww…’
Verwonderd staarde Mahira naar het plafond.
Sharmila ging naast haar staan en keek dezelfde kant op.
‘Oooooh…’
Meer konden ze niet uitbrengen.
‘Kijk, daar nog meer’, fluisterde Sharmila. Ze hield haar fakkel gericht op een muur.
Prachtige schilderingen van Singalese fresco’s sierden de muren en het plafond. Onnoemelijke details van mehndi achtige versieringen wisselden zich af met boeddha’s en half blote vrouwen. De vrouwen die wel gekleed waren hadden lotus bloemen in een schaaltje, waarschijnlijk als offer.
‘Dit op zichzelf is al een schat’, fluisterde Mahira.
Met enige voorzichtigheid liepen ze samen langs de muren en bestudeerden de muurschilderingen.
‘Hé, dit herken ik!’, riep Sharmila uit.
‘Ssst, niet zo hard. Ik schrok me dood’, zei Mahira.
‘Oeps. Sorry’, verontschuldigde Sharmila zich. ‘Hier, hou es vast.’
Ze duwde haar fakkel in Mahira’s handen en sloeg het boek open.
‘Ja, ik heb het!’
Het boeddha beeldje wat in een inham, voor hun neus stond, was ook afgebeeld in het boek.
‘Kun je de tekst ontcijferen die erbij staat denk je?’
‘Misschien. Even stil, ik moet me concentreren’, zei Sharmila.
Met haar hoofd in het boek gedoken bestudeerde Sharmila de tekst en de plaatjes die erbij stonden. Achter haar stond een ongeduldige en nieuwsgierige Mahira die af en toe mee spiekte in het boek. Misschien met de hoop dat ze ook iets zou snappen van de tekst, maar het oud Singalees was niet voor haar weggelegd. Kaarten lezen en puzzels oplossen dan weer wel.
‘Ik denk dat dit gewoon dood loopt hoor. Ik bedoel Kiyansh had toch gezegd dat er ook dingen instonden over vallen enzo?’, mompelde een ijsberende Mahira.
‘Ik ga wel even hier kijken’, mopperde ze en ze liep richting de kant waar ze vandaan kwamen.
Maar kennelijk was daar ook niks te vinden en kwam ze nog steeds mopperend weer terug gelopen.
‘Kom eens kijken’, zei Sharmila en wenkte haar vriendin. ‘Ik snap dit niet en de tekst is ook niet heel duidelijk.’
Mahira kwam bij haar staan en keek in het boek. ‘Wat zegt de tekst dan?’, vroeg ze.
‘Als ik het goed begrepen heb moeten we iets met die armen doen…’
‘Ik ga iets proberen. Het kan een val zijn, dus we moeten echt uitkijken.’
Mahira liep naar de boeddha toe en bestudeerde het beeldje, daarna probeerde ze wat armen te bewegen, maar er gebeurde niets.
‘Laat mij dat boek nog eens zien’, zei ze.
Sharmila draaide het boek naar haar toe zodat ze beter kon kijken. Ze probeerde een andere combinatie en toen gebeurde er iets. Ze hoorden iets in de ruimte gebeuren, maar ze konden niet meteen achterhalen waar het was.
‘Kom op je kan het Mahira…’, fluisterde Sharmila bemoedigend.
Mahira probeerde weer iets en er begon wat te rommelen. Ze keken naast zich en één van de muren begon te bewegen.
‘Kijk uit hoor’, waarschuwde Mahira en trok haar vriendin weg.
Als in een film aanschouwde ze wat er gebeurde, voor hun neus ging de muur open als een deur en onthulde een nieuwe, smalle gang. Net zoals eerder sprongen er ineens allemaal fakkels aan. In de muur verschoof er ook iets en zonder dat zij ook maar iets deden, viel er een steen uit de muur. Er verscheen een kistje in het gat dat was ontstaan.
‘Zou dit dan echt de weg zijn? Wat als er halverwege ineens iets gebeurd?’, Sharmila’s stem trilde.
‘Wat zou dat kistje zijn?’, vroeg Mahira zich af. Ze wist ook niet zo goed wat ze moest doen. Voorzichtig liep ze richting het gat in de muur en bestudeerde het kistje. Sharmila kwam achter haar aan.
Met enige twijfel pakte Mahira het kistje uit de muur. Ze schudde het, waardoor ze hoorden dat er iets in zat.
‘Probeer hem eens open te maken’, zei Sharmila.
Mahira trok aan het handvat aan de voorkant maar er gebeurde niets.
‘Dacht ik al’, mompelde ze. ‘We zullen op zoek moeten gaan naar het sleuteltje.’
‘Pff dat is als zoeken naar een speld in een hooiberg’, verzuchtte Sharmila.
‘Laten we deze ruimte nog eens doorlopen, misschien hebben we iets gemist’, opperde Mahira.
Gewapend met hun fakkels doorzochten ze de ruimte, tilden stenen op en duwden willekeurig op de muur, in de hoop dat er iets zou gebeuren. Helaas voor hen vonden ze de sleutel niet.
‘Misschien moeten we terug lopen en toch één van de andere gangen in. We zijn automatisch hierheen gegaan.’
‘Ik denk dat je gelijk hebt Shar. Laten we dan inderdaad maar even terug lopen.’
Ze stopten het kistje in hun tas enliepen ze helemaal terug, tot ze bijna bij de ingang waren.
‘Ik zag volgens mij iets bij de muurschilderingen’, begon Mahira. ‘Een vrouw die een schaaltje vast had waar volgens mij een sleutel in lag.’
‘Hey, die heb ik ook gezien! Achter haar stond een andere vrouw die een kistje vast had waarvan het deksel open was. Wacht ik denk dat we even terug moeten lopen.’
Toen ze weer bij de muurschilderingen waren moesten ze even zoeken, maar uiteindelijk vonden ze de desbetreffende afbeelding.
‘Daar zit ook een sleutel in. Dus er moet ergens een sleutel zijn, die dat kistje open kan maken.’
‘Laten we in ieder geval zoveel mogelijk afbeeldingen in ons opnemen, wie weet zit er nog ergens wel een aanwijzing’, zei Mahira.
‘Zeker. Goed idee.’
Nadat ze naar de afbeeldingen gekeken hadden liepen ze weer terug naar het begin.
‘Mijn gevoel zegt dat we die gang in moeten’, zei Mahira. ‘Ik weet niet waarom, maar ik voel het gewoon.’
‘Als jij het zegt, geloof ik je. Kom laten we gewoon gaan.’
Ze liepen de linkerkant op, volledig in stilte. Op deze muren waren ook weer wat afbeeldingen te vinden. Nu voornamelijk van water met waterlelies en af en toe een lotus.
‘Hoor je dat?’, vroeg Sharmila en ze stopte met lopen.
‘Ik hoor het’, zei Mahira die ook gestopt was met lopen.
‘Het lijkt wel water.’
‘Een soort waterval of een riviertje.’
Hoe dichterbij ze kwamen hoe harder het geluid van stromend water. Eenmaal bij de kamer aangekomen zagen ze inderdaad een waterval uit wat leek, het plafond komen, die uitmondde in een soort fontein. In de fontein zaten waterlelies en het water uit de fontein stroomde via een kleine geul weg in de duisternis. Het zag er allemaal heel mysterieus uit.
‘Zou hier dan een sleutel liggen?’, vroeg Sharmila zich hardop af.
‘Dat moet haast wel.’
Ze gingen meteen de kamer verkennen en keken in elke hoek, gingen weer de muren af en tilden de losliggende stenen op, maar het leidde tot niets.
‘Oke, het kan toch niet zo simpel zijn dat de sleutel gewoon in de fontein ligt he’, zei Mahira wat lacherig.
Sharmila haalde haar schouders op. ‘Het zou me niet verbazen hoor.’
‘Hmmm…’
‘Wat?’, vroeg Sharmila.
‘Kijk eens in het midden, achterin zit een kraantje, maar er komt geen water uit.’
Sharmila zag het nu ook. Het kraantje zat wel verscholen tussen bladeren, wortels en mos, maar ze kon hem net zien. De kleur week ook af van al het andere om hen heen, de kraan was brons en niet van steen zoals het kleine fonteintje in het midden.
‘Moet je dit zien’, wees Sharmila.
Mahira kwam naar haar toe gelopen.
‘Nou die heeft iets niet goed gedaan.’
Op de grond lag het skelet van iemand, die waarschijnlijk ooit een poging had gedaan om het stuur om te draaien wat voor hen zat. Zijn handen lagen los van zijn armen.
‘Moeten we dit dan wel doen?’, vroeg Sharmila zich af.
Nu was het Mahira’s beurt om haar schouders op te halen.
‘Als we het niet doen, vinden we die sleutel misschien niet. Als jij nou daar gaat staan en ik hier.’
‘Jij bent echt gek hé!’, riep Sharmila en ze deinsde achteruit.
‘Goed, dan doe ik het alleen.’
Mahira nam een diepe zucht en reikte met haar handen naar het stuur.
‘Wacht!’
‘Jemig, ik schrok me rot.’
‘Sorry’, verontschuldigde Sharmila zich. ‘Misschien staat er iets in het boek. Laat me eerst even kijken.’
Mahira bleef bij het stuur staan, wat dezelfde kleur had als de kraan. Ze keek van het stuur, naar het skelet en weer terug.
‘Hier. Ik heb het gevonden. Volgens mij moet je naar links draaien. Er staat inderdaad bij, dat als je het niet goed doet het niet goed voor je afloopt…’
‘Ik doe het gewoon’, zei Mahira moedig en ze begon te draaien.
‘Verdomme. Dat ding zit goed vast hoor.’
‘Zal ik je dan toch maar helpen?’, vroeg Sharmila twijfelend.
‘Dat zou wel fijn zijn ja… ‘
Samen stonden ze nu aan het stuur, ze keken elkaar aan en begonnen te draaien.
‘He, er gebeurd wat!’
Na een paar keer draaien stopte de waterval en kwam er water uit de kraan, wat er voor zorgde dat het kleine fonteintje verder omhoog ging. Het gedeelte wat al die tijd verborgen zat onthulde nu een leeuw met zijn bek open.
Ze renden naar de fontein en zagen wat in de bek van de leeuw.
‘De sleutel!’, riepen ze in koor uit.
Mahira sprong het water in en greep de sleutel uit de bek van de leeuw.
Sharmila had het kistje al klaar staan.
Terwijl Mahira nog stond uit te druipen pakte ze het kistje op en stak de sleutel in het gat. Het kistje ging open en in het kistje zaten twee sleutels, met een ietwat rare vorm.
‘Waar zouden deze dan weer voor dienen?’, vroeg ze zich hardop af.
‘Laten we ze maar bewaren. Ze zullen vast ergens van pas komen’, zei Sharmila.
Twee sleutels en een nieuw raadsel rijker liepen ze weer helemaal terug naar de kamer waarvan de muur een verborgen deur bleek te zijn. Ze liepen naar de ingang van de verborgen deur waar ze een skelet van een persoon vonden, hij was geperforeerd door een soort speer.
Mahira slikte en wees zonder iets te zeggen naar de lang geleden overleden persoon.
‘Oh mijn God’, stamelde Sharmila. Langzaam liep ze richting haar vriendin.
‘Nog iemand die het niet gehaald heeft’, fluisterde Mahira.
Het enige wat Sharmila deed was instemmend knikken.
Heel langzaam liepen ze verder, in afwachting wat ze nog meer konden verwachten.
Ineens hoorde ze achter zich het geluid van iets dat verschuift. Ze draaiden zich om en zag hoe de muur die eerder nog open ging, nu weer dicht schoof.
Verstijfd bleven ze staan. Pas toen het eigenlijk al te laat was renden ze erop af en stompten met hun vuisten tegen de muur.
‘Shit! Nee! En nu?’ De paniek was duidelijk te horen in Sharmila’s stem.
‘Kut!’
Met haar handen gleed Sharmila over de muur in de hoop een hendel of iets te vinden, zodat ze de deur weer open kon maken, maar het was tevergeefs.
‘Geen zorgen’, probeerde Mahira ‘we vinden vast een andere uitweg. Dat moet wel.’
Ze wreef met haar hand over de rug van haar vriendin, die intussen tranen in haar ogen had. Het werd Sharmila een beetje te veel allemaal. De skeletten, een verborgen deur, die nu ook weer dicht ging, waarvan ze niet wisten of ze hem wel weer open zouden krijgen.
‘Kom, laten we verder lopen. We kunnen hier ook niet blijven staan nu.’
Met een diepe zucht gehoorzaamde Sharmila. Ze begonnen weer te lopen, op de muren zaten aan weerszijden af en toe muurschilderingen. Lotussen werden afgewisseld met Mehndi.
Heel af en toe was er ook een half blote dame te zien in een saree met versieringen bij haar hoofd en grote armbanden om.
Na een tijdje gelopen te hebben kwamen ze uit in een kamer. Het was een klein vierkant. Het was er donker maar door hun eigen fakkels zagen ze dat er wat zuilen stonden met brandbaar materiaal in een soort metalen mand.
‘Dit herken ik, dit heb ik wel eens eerder ergens gezien. Even kijken of het nog brandbaar is’, zei Mahira. Ze hield haar fakkel erbij en ja hoor het geheel vatte vlam. In elke hoek stond een zuil en Mahira stak ze allemaal aan. In het midden van de ruimte stond een grote zuil met een masker erop. Het was een Maura Raksha masker, in het groot.
‘Mahira, kijk’, wees Sharmila. Mahira keek op nadat ze de laatste mand aan had gestoken en draaide zich richting het masker.
‘Dat is wel heel vreemd zeg, waarom zou dat hier midden in deze ruimte staan? Kijk eens in dat boek, misschien kunnen we wel weer een aanwijzing vinden.’
Sharmila pakte snel het boek erbij en begon te bladeren.
‘Ja, hier!’, zei ze opgewonden. Ze zette haar fakkel in een houder die aan één van de muren hing. Mahira volgde haar voorbeeld, waarna ze samen bij een zuil gingen staan om rustig te kijken wat er in het boek stond.
Er stonden wat plaatjes bij van de vier zuilen en het masker stond ook groots afgebeeld, maar helaas was niet alles meer zichtbaar. Gezien de oudheid van het boek was er een hoop weggevaagd in al die jaren.
Ook van de tekst was niet veel meer over.
‘Voorspoed, harmonie en vrede, kijkt u niet omhoog maar naar beneden. Met het licht op de mond, vindt u de parel op de grond.’
Sharmila las het een paar keer hardop voor, terwijl ze beide naar de tekeningen keken die erbij stonden.
‘Dit is het enige wat ik kan vertalen, de rest is eigenlijk niet eens leesbaar.’
‘Wacht laat me even denken’, zei Mahira die meteen begon te ijsberen.
Sharmila mompelde het riedeltje nog een paar keer. Ze was er maar bij gaan zitten en had haar fles gepakt om nog wat te drinken.
Het boek lag naast haar en ze staarde naar de tekeningen.
‘Nou, ik zou niet weten wat ze hiermee bedoelen hoor.’
Mahira keek naar het grote masker, naar de muren en toen weer naar het masker.
‘Hé! Wacht es even!’, riep ze uit. ‘Kijk!’
Sharmila sprong op en probeerde te zien wat haar vriendin zag.
Maar ze zag niet wat ze bedoelde.
‘Die schaduwen, het licht wat van de zuilen komt vormen schaduwen.’
Weer mompelde Sharmila het riedeltje op. De laatste paar woorden zei ze steeds iets harder.
‘Oke, oke, ik denk dat we moeten zorgen dat het licht op de mond van het masker komt ofzo!’
‘Maar hoe dan? Die mandjes zijn nu veel te heet, bovendien zitten die vast dus hoe moeten we die dan verplaatsen.’
‘Het moet iets op de grond zijn. Kijk niet omhoog maar naar beneden…’
Vliegensvlug pakten ze hun fakkels en belichtten de vloer. Zie liepen een aantal keer de kamer rond maar ze zagen niks.
‘Wat nou als…’, begon Mahira en ze liep naar één van de zuilen.
Ze duwde er tegen aan en hij begon te verschuiven.
‘Dat is het! Dat is het!’
Sharmila liep ook naar een zuil en begon deze te verschuiven, waarna Mahira naar de derde liep en die ook verschoof. Uiteindelijk duwde Sharmila tegen de laatste zuil die ook verschoof. Plots kwamen er bij alle zuilen metalen spikes in één beweging omhoog geschoten en beide konden net op tijd wegspringen. Daarna verdwenen de spikes weer naar beneden en sprongen de zuilen terug op hun oorspronkelijke plek.
‘Shit! Het moet dus blijkbaar in een bepaalde volgorde ofzo?’
‘Jij begon net met die daar toch?’, Sharmila wees naar een zuil rechts achter.
Mahira knikte en zei; ‘Misschien moet ik die daar als eerste doen. Dan doe jij die…’
‘En dan doen we daarna die twee andere’, maakte Sharmila de zin af.
‘Eén, twee, drie..’
Opnieuw probeerden ze de zuilen te verschuiven, maar weer kwamen de spikes omhoog.
Ze wilden niet opgeven, want ze wisten dat zodra ze de juiste combinatie hadden gevonden ze verder konden gaan. Dus probeerden ze nu weer een nieuwe combinatie met behulp van het boek.
Bij de laatste zuilen die ze verschoven sprongen ze allebei achteruit, in angst om gespiest te worden. Maar er gebeurde niks. Of nou goed, er gebeurde wel wat.
Het licht van de zuilen scheen nu precies op de mond van het masker. Er ontstond een wat gerommel en met een hoop kabaal ging de mond van het masker open. De tong rolde uit tot op de grond.
‘Uuh.. sinds wanneer zit er een hendel aan een tong?’, vroeg Mahira verbaasd.
Verbaasd en onder de indruk van het schouwspel wat zich net heeft onttrokken liepen ze richting de tong, waarvan het puntje nu op de grond lag.
Ze keken elkaar aan en knielden toen beide neer.
‘Zullen we het erop wagen?’, vroeg Mahira.
Sharmila knikte.
Trillend stak Mahira haar hand uit richting de hendel.
‘Daar gaat ie dan.’
Ze trok aan de hendel.
De grond begon te bewegen en alles trilde. Samen vielen ze achterover.
Achter de zuil waar het grote masker op stond ging de grond open.
Met moeite stonden ze allebei op en op wat brokstukken na die neervielen
was het na een paar seconden weer stil.
Ze pakten hun fakkels uit de houders en liepen naar de achterkant van de zuil. Een grote trap die in spiraalvorm naar beneden liep was te voorschijn gekomen.
Ze keken naar de trap, die niet meer helemaal heel was. De brokken stukken die ze hoorden vallen, waren van wat traptreden.
‘Zouden we nu bij de parel uitkomen?’, vroeg Sharmila.
Mahira scheen met haar fakkel naar beneden. Het was een grote trap, maar ze konden niet zien waar hij ophield.
‘Ik denk dat we gewoon moeten gaan kijken. We kunnen niet terug, dus er moet een andere uitgang zijn.’
Twijfelend en een beetje angstig voor wat er eventueel zou komen, begonnen ze met de aftocht naar beneden.
‘Ik ben benieuwd wat we nu weer aan gaan treffen’, zei Sharmila met trillende stem.
‘Ik hoop dat we nu toch wel dichterbij de parel komen.’
In stilte liepen ze verder naar beneden. Elke stap weerklonk en echode in de leegte.
‘Eindelijk!’ Mahira zette haar laatste stap en zuchtte.
‘Wat een pokke eind was dat zeg’, zei Sharmila.
‘Hmmm, wat nu?’
‘Ik kan me herinneren dat Kiyansh het had over een boeddha met zes armen. Ik denk dat we die moeten vinden’, zei Sharmila.
‘Moet je dit zien’, zei Mahira. Ze hield haar fakkel richting de muur en ze zag een boeddha zonder armen.
‘Dat is raar. Waarom zouden ze een boeddha schilderen zonder armen?’, vroeg Sharmila.
Ze liepen een stukje verder en na een paar meter zagen ze weer een boeddha op de muur. Deze had één arm.
‘Zou dit een aanwijzing zijn?’
‘De enige manier om daarachter te komen is verder lopen..’
Om de paar meter zagen ze een boeddha afgebeeld, maar steeds met een arm meer.
‘Dit is de laatste, deze heeft zes armen’, merkte Mahira op.
‘Kijk, die wijst daar heen’, wees Sharmila. ‘Denk dat we daar dan maar heen moeten?’
‘Dat rijmpje zei dat de parel op de grond lag toch?’, vroeg Sharmila.
‘Tja, dat kan van alles betekenen. Misschien bedoelde ze dat de parel hier beneden was? Ik bedoel de grond ging open en er kwam ineens een trap te voorschijn.’
‘Hhmmm ja, dat is waar…’, Sharmila klonk bedenkelijk.
‘Holy… wwwooooow…’
‘Wat de….’
Beide maakten hun zinnen niet af en staarden met open mond naar een gigantische boeddha die voor hun neus opdoemde.
‘Dit is echt de grootste boeddha die ik ooit gezien heb!’
‘Anders ik wel!’
‘Dit móet haast wel de boeddha zijn waar Kiyansh het over had. Dat kan gewoon niet anders!’, riep Mahira uit.
‘Ik weet het wel zeker’, zei Sharmila. ‘Maar wat nu?’
‘Geen idee. Wat zouden we moeten doen. Het zou dus een puzzel moeten zijn, maar hoe moeten we die in godsnaam oplossen?’, Mahira klonk een beetje verslagen.
‘De sleutels!’, riep Sharmila ineens uit. ‘Misschien kunnen we die hier ergens gebruiken?’
‘Natuurlijk! Dat ik daar niet aan gedacht heb!’, Mahira sloeg met haar hand tegen haar voorhoofd aan. Ze pakte de sleutels uit haar tas en samen bekeken ze de wat vreemd ogende objecten.
‘Ik denk dat we die boeddha wat dichterbij moeten bekijken. Misschien dat we dan iets zien.’
De armen van de boeddha stonden verschillende kanten op. Er was niet echt iets van te maken.
‘Het is ook zo lastig te zien’, zei Sharmila.
‘Er hangen hier wat fakkels, we kunnen kijken of we ze aan krijgen’, zei Mahira wijzend naar de muren.
Ze begonnen de fakkels langs te lopen, de één deed het wel, de ander niet, maar ze hadden in ieder geval wat meer licht.
‘Zie jij al wat?’, vroeg Mahira. Ze liep rond de boeddha.
Sharmila was nog bezig met de laatste fakkel aan te krijgen. De armen vormden rare schaduwen op de muren.
‘Misschien moeten we ook wel weer iets met het licht doen?’ Mahira praatte in zichzelf. Ze liep nog een rondje om de boeddha en bekeek het grote beeld van top tot teen. Er zaten gouden details op verwerkt. De ogen waren gesloten en de mond was eigenlijk gewoon een streepje. Niet echt een gezellig gezicht. De benen zaten over elkaar gevouwen. De enige armen die niet in een rare positie stonden, waren degene waarvan de handen een kommetje vormden. Ze rustten op de benen. Het leek haast alsof er iets in gelegd moest worden, als een soort offer.
‘Ik vraag het me af hoor’, zei Sharmila die nu ook rondjes om de boeddha liep. ‘In het boek stond er niets over. Maar goed, er stond eigenlijk vrij weinig over deze boeddha beschreven.’
‘En de sleutels, stond daar ook niks over?’, Mahira klonk bedenkelijk.
‘Mwah, nee. Het enige wat ik begreep was dat we de puzzel op moesten lossen, maar wat is dan precies de puzzel?’
Sharmila deed een stap opzij en zette haar rug tegen een de zijkant van de boeddha. De handen die in een kommetje zaten begonnen te bewegen. Ze gingen langzaam uit elkaar en een raar gevormd gat kwam te voorschijn op de buik van de boeddha.
Van schrik maakte Sharmila een sprongetje. Mahira staarde naar het beeld.
Daarna staarde ze naar de sleutels die ze nog steeds in haar handen had.
Eenmaal van de schrik bekomen rende Sharmila naar haar vriendin en samen keken ze naar de sleutels die Mahira in haar handen had.
‘Ik zal moeten klimmen om daar bij te kunnen’, merkte ze op.
Sharmila knikte instemmend.
‘Gaat dat wel lukken? Ik bedoel, er is hier geen trap ofzo…’, haar stem stierf weg.
‘Ik heb al vaker dingen beklommen, dit moet gewoon lukken. Hier, hou vast’, en ze deed haar rugtas af.
‘Vind je het heel erg als ik die even op de grond zet?’
‘Hahah, nee tuurlijk niet’, lachte Mahira. ‘Houd deze wel vast, wil je? Gooi ze dan één voor één naar boven, zodat ik kan kijken welke past.’
Sharmila knikte weer instemmend terwijl ze haar tas op de grond zette. De sleutels klemde ze vast in haar hand.
Mahira stond voor het beeld en keek omhoog. Het was best een klim, maar zelfverzekerd begon ze eraan.
Berekenend zette ze steeds haar voeten neer en keek dan waar weer ze zich kon vast houden. Zo kwam ze steeds hoger.
Sharmila keek toe terwijl haar adem af en toe stokte in haar keel. Als Mahira één verkeerde stap zou zetten, dan zou ze zeker vallen en er was niet heel veel wat ze dan kon doen.
‘Ik ben er! Gooi maar op!’, hijgde Mahira.
Sharmila ging er goed voor staan, keek naar Mahira en toen weer naar de sleutels die ze in haar handen had. Ze pakte één van de twee met haar rechterhand vast en gooide toen op goed geluk de sleutel richting Mahira.
Mahira die zich met één hand vast hield en met de andere probeerde de sleutel te vangen, greep helaas mis.
Met een hoop gerinkel viel de sleutel weer op de grond.
‘Sorry!’, riep Sharmila een beetje beschamend.
‘Geeft niet!’, riep ze. ‘Gewoon nog een keer proberen!’
Sharmila zette zich schrap en gooide nog een keer.
Weer mis.
‘Maakt niet uit, nog een keer!’
‘Kom op, nu moet je het goed doen’, fluisterde Sharmila tegen zichzelf.
De sleutel vloog richting Mahira en dit keer ving ze hem.
Een luid gejuich vulde de kamer.
‘Ik ga proberen of dit wat doet!’
‘Is goed!’
Zenuwachtig liep Sharmila heen en weer voor het beeld. Ze durfde niet te kijken of er wat zou gebeuren.
Drie van de zes armen begonnen te bewegen.
‘Mahira! Kijk uit!’, riep Sharmila.
Het geluid wat de armen produceerden terwijl ze in beweging kwamen was oorverdovend.
Zo snel als ze kon klom Mahira naar beneden. Een gil ontsnapte uit haar mond toen ze één van de armen dichterbij zag komen.
‘Je moet springen!’, schreeuwde Sharmila.
Op dat moment sprong Mahira en viel daarbij bijna over haar vriendin heen. Sharmila tuimelde op haar benen en viel ook.
Ze barstte beide in lachen uit. Alle spanning van de afgelopen uren moesten ze kwijt.
Nadat ze uitgelachen waren vroeg Sharmila; ‘Gaat het wel? Heb je nergens pijn?’
‘Het gaat wel’, Mahira ging zitten, ‘Ik heb alleen wat last van mn been en deze arm.’ Ze wreef met haar hand over haar been heen. ‘Maar volgens mij heb ik niks gebroken hoor. En jij, hahaha. Ik viel je bijna aan joh.’
‘Hahaha, maak je over mij maar geen zorgen hoor.’
‘Wat eng he, dat die mega armen ineens begonnen te bewegen’, zei Mahira toen.
‘Ja! Ik schrok me echt rot. Maar wat heeft het ons nu gebracht?’, Sharmila keek naar het beeld.
‘Alle armen staan nu naar beneden. Het lijkt erop dat ze ergens naar wijzen. Maar die andere armen staan nog precies zoals eerst toch?’
Sharmila stond op en bekeek het beeld nog eens goed.
‘Nee!’, haar stem klonk opgewonden. ‘Die armen zijn ook anders gaan staan. We hebben dat gewoon niet gezien door alles wat er net gebeurde!’
Mahira sprong op en haar ogen gleden over de boeddha, ze volgden de armen die ineens heel raar naar achteren stonden.
‘Deze armen’, wees ze, ‘staan nu naar beneden. Maar als je deze ziet’, ging ze verder, ‘die staan daar heen.’
Sharmila liep naar de voorkant van het beeld en keek naar beneden. Ze hield haar fakkel bij de grond en bestudeerde alles wat ze maar kon vinden.
‘Hmmm, niks hoor.’
‘We hebben hier nog niet gekeken’, Mahira liep naar de achterkant.
Sharmila snelde achter haar aan.
‘De achterkant. Kijk…’
‘Weer een geheime deur die open is gegaan.’
Ze hielden hun fakkels nu dichterbij en zagen dat er een trap was die wederom naar beneden leidde.
‘Laten we onze tassen pakken.’
‘Goed idee. Stop jij dan de andere sleutel in je tas, iets zegt me dat we die nog nodig gaan hebben…’, stelde Sharmila.
‘Dat denk ik ook!’
Nadat ze wat hadden gedronken pakten ze hun tassen. Met hun fakkels weer in hun handen liepen ze naar de nieuwe ingang.
Mahira ging voorop. Angst en opwinding mengden zich in hun gespannen lichamen. Het maakte dat hun voetstappen zacht en voorzichtig waren. Bij elke stap die ze deden richtten ze de fakkel op de stenen trap, maar ook op de muren, die dicht om hen heen zaten. Het was een smalle gang die hen in een spiraal naar boven leidde. Ze kwamen uit bij een lange gang die ze helemaal uit liepen.
‘Er zit daar een deur’, fluisterde Mahira. ‘Met een heel apart slot. Ik denk dat deze sleutel hier in moet.’
Beiden deden een fakkel in de houders die aan weerszijden zaten.
Met haar hart in haar keel en zwetende handen reikte Mahira richting de deur. Bij Sharmila gierden de zenuwen ook door haar lijf. Haar hart bonkte steeds sneller en ze veegde haar bezwete voorhoofd af met haar t- shirt.
‘Ik durf niet’, fluisterde Mahira. Haar stem trilde en ze liet haar arm zakken.
‘Wat als we niks vinden? Wat als er niets is?’, ze klonk bijna wanhopig.
Sharmila liep naar haar toe en klopte bemoedigend op haar schouder. Ze legde haar hoofd er op te rusten en aaide toen met haar hand over de rug van haar beste vriendin.
Ze fluisterde; ‘Het maakt niet uit. Ik vond het een fijn avontuur met jou. Ik had dit voor geen goud willen missen. Daarnaast, als dit het niet is zitten we hier vast.’
Mahira deed voorzichtig een stapje opzij, zodat Sharmila haar hoofd van haar schouder moest halen. Ze keek naar haar vriendin en haar vriendin keek terug, waarop ze beide moesten lachen.
‘Je weet me ook altijd weer op te beuren hé’, zei ze half sarcastisch.
Sharmila krulde haar mond, haalde haar schouders op en zei; ‘Ach ja, zo ben ik hé!’
Waarop ze beiden weer in de lach schoten.
‘Nou kom op en ram je die sleutel erin. Nu wil ik het weten ook!’, zei Sharmila grappend.
‘Daar gaat ie. Alles of niets..’
De trillende hand van Mahira ging weer richting het slot. De sleutel paste. Nu hoefde ze hem alleen nog maar om te draaien. Haar pols draaide naar links maar er gebeurde niks.
Kleine druppeltjes zweet vormden zich op haar voorhoofd en gleden als kinderen op een glijbaan langs haar slaap naar beneden.
Nu draaide ze naar rechts en ze hoorden een klik. Ze keken elkaar aan en hun ogen lichtten op.
Met een klein duwtje ging de deur al krakend open.
Het felle licht deed pijn aan hun ogen en beide deden tegelijk hun arm voor hun ogen om ze zo te beschermen tegen het scherpe licht.
Mahira gebruikte haar schouder nu om de deur verder open te krijgen. Ze duwde de zware deur verder naar binnen, hij was nu bijna helemaal open.
Toen hun ogen eenmaal aan het licht gewend waren konden ze eindelijk zien waar ze waren.
‘Sharmila keek achter zich, door het licht wat nu de gang in scheen kreeg ze ineens door waar ze waren. ‘Kijk, we hebben gewoon in de arm van de boeddha gelopen. Dat moet de enige arm zijn geweest die we niet gezien hebben.’
Mahira keek achterom. ‘Inderdaad, nu je het zegt. Ik zag maar vijf armen, maar heb er verder helemaal niet bij stilgestaan dat het natuurlijk al die tijd zes armen waren!’
Ze draaiden zich weer om en keken weer in het felle licht.
Alsof er een magneet was die ze er naar toe trok, zweefden ze bijna de kamer in. Het voelde in ieder geval zo voor beide, alsof ze zweefden.
Er waren verschillende ramen, waardoor het dus zo licht was. Dit was de enige kamer in de hele tempel met ramen. Mahira keek omhoog.
‘We zijn in de koepel’, haar stem klonk verwonderd.
Sharmila keek met grote ogen rond. ‘Ja..inderdaad…’
De kamer was wit, waardoor het licht natuurlijk nog feller leek. In het midden stond een grote marmeren tafel. Op de tafel stond een goudkleurig vierkante blok, daarop lag een goudkleurig kussen met daarop de parel. Het geheel werd beschermd door een glazen koepel.
‘Daar is ie…’, stamelde Mahira.
‘De parel…’, fluisterde Sharmila. ‘Hij is er echt…’
De stappen die ze deden leken hen niet vooruit te krijgen. Het voelde alsof ze in een droom zaten. Ze liepen maar kwamen niet verder.
In werkelijkheid kwamen ze steeds dichterbij de parel.
‘Het was dus geen mythe. Het is echt. Koning Vijaya had hem dus echt verstopt’, de verwondering was duidelijk te horen in Mahira’s stem.
Ze stonden tegenover elkaar te kijken naar de parel. Zij was nog mooier dan ze hadden durven dromen.
Ze konden haar bijna horen schitteren.
Minuten lang staarden ze er alleen maar naar. Alsof zij hen had betoverd en ze naar niks anders meer mochten en konden kijken. Alsof zij daar alleen lag om door hen bewonderd te worden.
‘Wat doen we nu?’ Sharmila verbrak de oorverdovende stilte.
Mahira haalde haar schouders op. Zonder haar ogen van de parel te halen zei ze; ‘Ik weet het niet. Kunnen we haar wel meenemen?’
De stilte keerde weer terug.
Het was een gewetensvraag. De parel was niet van hen. Wat zou er gebeuren als ze haar mee zouden nemen?
Met moeite maakte Mahira haar blik los van de schitterende parel. Ze keek Sharmila aan.
‘Als zij hier blijft liggen, dan kan niemand er van genieten. Ze is veel te mooi en bijzonder om haar hier achter te laten.’
‘Daar heb je wel gelijk in. Wie weet vindt niemand haar ooit. Dan hebben wij haar hier laten liggen…’, zei Sharmila.
‘Wat nou…’, begon Mahira en ze deed een stapje terug. ‘Wat nou als we haar meenemen en haar schenken aan het museum. Op die manier kan heel het eiland haar bewonderen!’
Sharmila moest de woorden even op zich in laten werken. Ze wist niet zo goed wat ze moest zeggen.
‘Goed, dat doen we’, stemde ze uiteindelijk in.
Voorzichtig haalde Mahira de glazen deksel ervan af en zette hem op de grond.
‘Wel grappig, al die puzzels en gangen en vervolgens kom je bij de parel en het enige wat je hoeft te doen is het glas weg halen’, lachte Sharmila.
‘Waarschijnlijk dachten ze gewoon dat hier nooit iemand zou komen. Wij hebben gewoon geluk gehad dat we het gevonden hebben. Zonder dat boek waren wij ook nergens geweest denk ik..’
‘Ja misschien ergens dood, met een speer door ons hart’, zei Sharmila.
‘Of onze handen afgehakt, langzaam stervend van de dorst en honger’, vulde Mahira aan.
Ze maakten een grapje maar voelden ook aan dat het serieus wel anders af had kunnen lopen en ze slaakten beide een zucht van opluchting.
Heel voorzichtig pakte Mahira de parel op.
‘Wacht, hier’, zei Sharmila en pakte iets uit haar tas. ‘Kijk, deze had ik voor de zekerheid meegenomen.’
Ze toverde een ringdoosje te voorschijn waar de parel precies in paste. Met grote zorg legde Mahira de parel erin, waarna Sharmila het dekseltje erop deed.
‘Maar nu? Hoe gaan we hier ooit weer uitkomen?’, vroeg Sharmila zich af.
‘Het beste wat we kunnen doen is terug lopen naar de boeddha en kijken of we daar ergens heen kunnen. Er moet ergens een uitweg zijn, dat kan niet anders.
Ze pakten hun spullen bij elkaar, pakten de fakkels uit de houders en liepen de hele weg weer terug.
‘Dat zat er eerst toch niet?’, verbaasd wees Mahira naar een trap.
‘Ehm, nee. Zeker weten niet’, beaamde Sharmila.
Voor hen, aan de achterkant van de gigantische boeddha was een trap verschenen. Voor zover ze konden zien leidde deze naar boven.
‘Dit moet gebeurd zijn toen wij bij de parel waren, dat kan niet anders.’
‘Dat denk ik ook ja. Wel vreemd dat we niets gehoord hebben’, zei Sharmila.
‘We waren zo verwonderd door de parel, op zich best logisch dat we niets gehoord hebben.’
Sharmila slaakte een diepe zucht; ‘Daar gaan we dan. Hopelijk voor de laatste keer.’
Mahira moest lachen om de dramatische toon van haar vriendin.
‘Wat? Het is toch zo. Wéér traplopen’, Sharmila draaide met haar ogen.
‘Kom op de laatste loodjes! Wij kunnen dit’, Mahira toonde haar bijna niet zichtbare biceps.
Sharmila barstte nu op haar beurt in lachen uit.
‘Nou, als we daar de oorlog mee moeten winnen…’
‘Ik heb ons mooi wel door deze tempel geloodst.’
‘Dat is waar. Nou goed, laten we maar gaan.’
Ze begonnen met de klim omhoog. Het was een heel stuk, waar wederom weer geen einde aan leek te komen.
Het laatste beetje energie was ze nog hadden stopten ze hierin. Ze wisten dat als ze nu zouden gaan slenteren of sloffen dat het alleen maar langer zou duren.
Na even doorbijten en wat gezucht was dan eindelijk het einde inzicht.
Mahira duwde de grote houten deur open en wierp zichzelf dramatisch naar buiten.
Sharmila kwam er al hijgend achteraan en liet zich net als haar vriendin in het gras vallen.
‘Ik loop echt nooit meer één trap in mijn leven’, hijgde Mahira.
‘Ik ook niet.’
Eenmaal buiten aangekomen was het al begonnen te schemeren. De tempel werd nu niet alleen versierd door de wildgroei aan bladeren en wortels, maar door de zon ook een paars, oranje en roze gekleurde gloed.
De dames hadden het warm en het koele gras, wat nu in de schaduw lag, was een verademing voor hun lichaam.
‘Ik heb ook honger als een paard. We hebben helemaal niks gegeten daar.’
‘Hier’, Mahira gooide een broodje Sharmila’s kant op.
‘Dank je. Dat had ik echt even nodig.’
Ze gingen beide rechtop zitten en genoten van hun eten en het uitzicht op de tempel.
Nadat ze hun eten op hadden en weer een beetje op adem gekomen waren kwam het moment dat ze weer terug moesten.
‘Laten maar eens gaan kijken of de boot er nog ligt’, zei Mahira en ze stond op.
‘Zullen we dat maar doen dan?’, zei Sharmila met een glimlach.
Ze pakten hun tassen op en wierpen nog één laatste blik op de tempel.
‘Lopen we dezelfde weg terug?’
‘Ja, op die manier weten we zeker dat we niet kunnen verdwalen’, zei Mahira.
Hun vermoeide benen sleepten hen voort door het bos. Het waren de laatste loodjes en die zijn altijd het zwaarst. Met elke stap kwamen ze dichterbij het einde van hun avontuur.
De avond viel langzaam in en het werd steeds donkerder. Gelukkig was het volle maan. Het licht wat op sommige plekken door de bladeren scheen, maakte het makkelijker om terug te keren.
Het duurde niet lang of ze waren terug op het strand. Het enige wat ze hoorden waren krekels en de kabbelende golven van de zee.
Het voelde vredig aan en de rust was fijn, na het zware avontuur wat ze hadden beleefd.
‘We hoeven nu alleen nog de boot naar de zee te slepen. Denk je dat dat lukt?’, vroeg Sharmila. Haar stem klonk vermoeid.
‘Samen kunnen we dit. We hebben net een hele tempel beklommen en overleefd. Dit is een eitje!’, lachte Mahira.
Ze trokken de bladeren van de boom en legden deze netjes naast de boot. Daarna sleepten ze met hun laatste kracht de boot richting de zee.
Hun armen zwaar van het klimmen en sjouwen, gooiden met moeite de tassen in de boot.
‘Ik geloof dat ik mijn voeten niet meer voel’, zei Mahira.
‘Volgens mij heb ik niet eens voeten meer’, gaapte Sharmila.
‘Jeetje, ik geloof dat ik straks even een maand ga slapen.’
Mahira gaapte.
‘Ga jij maar alvast zitten, dan duw ik de boot wel verder het water in.’
‘Is goed’, zei Mahira en klom in de boot. Ze pakte de peddels en hielp Sharmila door af te zetten.
Het bootje voer langzaam de zee weer op.
Het maanlicht en de sterren schitterden prachtig op de kalme zee. Rustig roeiden ze terug richting het grote eiland. Met elke slag kwamen ze dichterbij huis.
Hun ogen waren zwaar en ze konden ze met moeite open houden.
‘Ik ben zo blij dat ik meegegaan ben’, zei Sharmila.
‘Ik ben ook blij dat je mee gegaan bent. We moeten dit vaker doen’, zei Mahira.
Sharmila lachte vermoeid. ‘Vind je het heel erg? Ik wacht nog even.’
Mahira lachte, maar ook zij klonk moe.
Ze waren moe maar voldaan.
‘We hebben het maar toch mooi geflikt’, zei Sharmila terwijl het eiland achter hen steeds kleiner werd.
‘Zo is dat. En kijk de maan en de sterren. Hoe mooi is het, om alles zo af te sluiten.’
‘Het is prachtig’, zuchtte Sharmila en ze richtte haar hoofd op naar de hemel.
‘Ik weet zeker dat je trots op me bent papa’, fluisterde ze.
Ze dacht dat Mahira haar niet hoorde, maar dat deed ze wel. Ze glimlachte en keek trots naar haar vriendin.
Met hun lichamen zwaar en vermoeid, met hun hart en ziel warm en vol, voerden ze steeds dichter naar de kust van hun eiland.
De parel van de oceaan, hun eiland met een prachtige geschiedenis en een mythe van een koning die lang geleden heerste. De mythe die nu geen mythe meer was. Een verhaal, waarvan zij nu het bewijs hadden dat het allemaal echt gebeurd was.
Ze keerden terug met een heel nieuw verhaal, wat nog generaties na hen verteld zou worden bij kampvuren, in het maanlicht en tijdens warme zomeravonden op het strand.
Het verhaal van twee vriendinnen die in een avontuur gerold waren, waarvan ze niet wisten wat voor geschiedenis er achter scholde.
De parel van de oceaan had een dubbele betekenis gekregen.
‘Ik begrijp nu wat er bedoeld werd met ‘de parel ligt verborgen naast een parel.’
Mahira keek vragend op zij.
‘Het eiland heet de parel van de oceaan. Old temple island ligt ernaast en de parel lag op dat eiland’, vertelde ze zelfvoldaan.
Mahira’s ogen werden groot.
‘Dat ik daar zelf niet aan gedacht heb’, zei ze.
‘Ach ja, je kunt niet alles hebben hé’, lacht Sharmila.
‘Je hebt altijd baas boven baas.’
‘Zo is dat!’
Einde